Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/374

Deze pagina is proefgelezen

kens mede bij kleine teugen, maar stortte die op eenmaal, meestal met eene enkele machtspreuk, zijn toehoorder op het lijf, of drong die op onder ruischende woorden en schitterende beelden. De macht van zijn spreken ging zóó ver, dat hij, eene waarheid ontkennende of eene logen bevestigend, aan het twijfelen bracht, wie alreede voor zich zelven zekerheid had verkregen door feiten. Nu echter schijnt hij die machtige gave ongebruikt daar te laten, want hij zit neder luisterend, de beide ellebogen gesteund op de tafel, het hoofd rustend tusschen de handpalmen, luisterend naar het spreken van Modet, met die soort van ingespannen aandacht, die niet enkel de woorden van anderen tot zich neemt, maar ze ook op hetzelfde oogenblik als verwerkt, en met eigene denkbeelden verbindt.

Het was eene lange en heftige alleenspraak geweest, de rede van den predikant, die haar nu besloot met te zeggen:

»Dus staan wij predikers van de zuivere leer en herders van de ware Gereformeerde Kerke, — oprechte gezanten van God, als we zijn! — met die onzuivere leeraars der St. Jakobskerk, die, de gemeente zaligsprekende, op valsche en bedriegelijke gronden voortgaan in het opbouwen en uitbreiden der kettersche en afgodische sekte, die nergens anders toe strekkende is, dan om den papistischen zuurdeesem tusschen ’t gezuiverd geloof in te voegen, en dat op zulker wijze gansch te verderven in deze stad, die vrij al te veel uit nature en geheugenis van vroegere dagen tot de duisternisse des pausdoms is toegeneigd.”

»’t Mag wel zijn,” sprak Prouninck, »dat deze gansche toeleg een werk is van die verderfelijke orde der Jezuïeten.”

»’t Is niet wel denkelijk, dat de povere meester Huibert daarmede alreeds in verbinding stond, toen hij begon, sommige Paapsche bijvoegselen weg te laten, en ’t zou voorwaar eene fijne vond zijn van die orde, dus in eigene ingewanden harer moeder te woelen, om ’t lichaam eens anderen in woeling te brengen,” merkte Reingoud aan, met een glimp van spot.

»Wat er van zij, het is het werk van den Anti-christ, om de gezonde leer fijntjes afbreuk te doen,” sprak Modet; »maar met Gods hulpe zal dat heilloos beginnen verstoord worden, en zoo snood een doel niet tot goede uitkomst komen. Wij zijn daar vier in getal, allen rechtgeloovige leeraars, die zich dapperlijk zullen stellen aan het hoofd der kudde, om die te hoeden tegen de