Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/38

Deze pagina is proefgelezen

liet spelen, niet minder dan Koningin Elisabeth zelve, die speelde met hare trouwlustigen! Het is zeker, dat hij beiden heeft gevleid met den schoonen buit om bij voorraad beiden als bondgenooten te hebben, of voor het minst beiden af te houden van vereeniging met Spanje, om hen onderling te verdeelen door het zwaard der jaloezie; de eenige wijze wellicht, waarop hij ieder der losse deelen van Nederland, door zijn schoonen unieband omstrengeld, veiligen kon voor de gretige kaken van machtige naburen.

Maar dat hadden zij, die zijne wegen moesten gaan zonder zijn blik en zonder zijn voet, nog niet doorzien; zij meenden te goeder trouw te moeten zijn in hunne aanbieding en toen zij het geweest waren, hadden zij een weinig te ontijde, al was het nog niet te laat, doorzicht genoeg om er berouw van te hebben; want Elisabeth had iets aangenomen van hunne opdracht, zij had ten deele toegestemd in de bede hunner radeloosheid, zij zond hulp, zij zond krijgsbenden, zij beloofde onderstand in penningen, maar ook zij eischte vestingen, zij eischte waarborgen, en zij zond: een luitenant-generaal; een titel, die wel zeker met gouverneur-generaal zou verwisseld worden! En die luitenant-generaal was haar Leycester! Men begrijpt nu, dat er eene partij werd gevonden, die meende zich te moeten wapenen tegen een hoofd! en die dat deed!

Prins Maurits, hoe jong ook, had van dit alles reeds veel begrepen: hij was reeds niet meer vreemdeling in de gangen en ontwerpen dier angstvallige en wantrouwende staatkunde van dit bekrompen en eigenbatig provincialismus en van eene zelfzuchtige en heerschzuchtige aristocratie; hij had reeds iets zien doorschemeren van die zucht naar het meesterschap onder de leus van een meester, van die onrustige vreeze voor overmacht bij het bewustzijn van zwakheid, van dien schrik van overheersching bij den schijn van onderwerping, van dat plan tot regeeren van velen onder de verantwoordelijkheid van een enkele. Meer nog: hij wist reeds den aanval, die er tegen Leycester werd voorbereid; hij wist reeds, waar de strikken en de klemmen lagen, die den komende het toetreden tot den regentenzetel zouden belemmeren, of voor het minst, het treden buiten de enge afbakening, waarmede men dien zou omheinen. Hij wist reeds, wie ze gespreid had, die strikken, en wie ze opgericht had, die afperking, en hij