Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/395

Deze pagina is proefgelezen

ter zich, bij zijne komst in Utrecht; zij was niet eenmaal een geheim in Holland. Wij hebben gezien, dat Barneveld en Leoninus zich dubbelzinnig over hem uitlieten, schoon de laatste hem verdiensten toekende; maar, wat men in Holland wist, dat was in Utrecht licht nog verholen, voor het minst had hij diens ondanks zich door stijve kerkelijken en lieden van strenge zeden, als Modet en Prouninck, weten te doen hoogachten tot eene mate, dat zij zijn omgang en zijne voorlichting zochten, maar dat was niet het grootste meesterstuk zijner behendigheid.

De oude Graaf Lamoraal van Egmond was vroeger zijn meester geweest, of liever hij de zijne, door die geheime overmacht, die een dienaar somtijds maakt tot den heer van hem, wien hij dient. Als blijk van zijne gunst niet minder dan uit overtuiging van zijne bekwaamheid, wilde Egmond hem een ambt opgedragen zien bij de financiën. Granvelle stelde zich scherp daartegen, zoo scherp, dat het eene oorzaak werd van twist en bitterheid tusschen die beide fiere mannen, totdat Reingoud zelf Granvelle’s tegenzin wist te overwinnen en te verkeeren in eene genegenheid, die als eerste gave het betwiste ambt voor hem ten beste had. Zóó krachtig een invloed had dat stout en doorslepen karakter, dat scherpzinnig hoofd, en dat helder vaardig oordeel weten te verkrijgen in den loop van korte onderhandelingen op een groot staatsman als de Kardinaal-minister, dien het toch zeker niet aan scherpheid van blik zal ontbroken hebben, om hem te doorzien, en die daarna hem zoo vaak gebruikte als hij konde, en in de fijnste zaken. Dat was eene duchtige school voor zulk een leerling; ook had hij er groote vorderingen gemaakt, en toen hij de Spaansche heerschappij zag ophouden in de Nederlanden, en om nog krachtiger drangredenen van zijn persoonlijk belang gedwongen was, de Zuidelijke gewesten te mijden, week hij naar Holland en beproefde daar eene fortuin, die hij door zoo krachtige gaven wist te stevigen. Toch verkreeg hij er niet, wat hij wenschte, en het gelukte hem zelfs niet, een lid uit te maken van een gezantschap, dat naar Frankrijk gezonden werd, om over de opdracht der souvereiniteit te handelen.

»Toen reisde hij het gezantschap na zonder roeping, en stelde zich partij, waar hij had aangeboden bondgenoot te zijn, en door behendige inwerking wist hij zich te stellen tusschen den Koning en de gezanten, op zulke wijze, dat de eerste hem een vertrou-