Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/408

Deze pagina is proefgelezen

dan de smaak die keuze bepaald. Die bonte mengeling van kleuren en dracht, gaf hun nog meer het aanzien, van wat ze het meest schenen, en waar wij ze het eerst bij zouden vergelijken, een rooversgroep van Salvator Rosa, slechts overgeplaatst uit eene Italiaansche bergvallei in eene holle middeleeuwsche zaal.

Het zou ons geene moeite zijn, hunne gesprekken en handelingen met een waas van karakteristieke waarheid terug te geven, maar daar ze meer uitmunten door grofheid dan door geest, zou de verdienste van onzen kant eene kleine zijn, en het zoude ons maar afleiden van ons doel. Wij willen ze dus niet beluisteren, voor zij ons dat nader brengen. We doen dus of wij de aardigheden mede hebben aangehoord, waarmede ieder op zijne beurt, de toasten aan de oorzaken van hun feest, heeft begeleid. — Die op den Graaf van Leycester, hebben een schaterenden weerklank gevonden; over het algemeen zijn deze lieden gestemd tot eene wondre geestdrift voor den Graaf Gouverneur-Generaal, — niet enkel omdat hun eigen meester van zeer groote gehechtheid aan dezen en aan zijne Koningin bij voorraad het sein heeft gegeven, maar ook omdat zij van hem hebben hooren spreken, als van den man, die den oorlog met Spanje op een krachtigen en geregelden voet zal komen doorzetten, en een oorlog, — dat weten zij, en dat begrijpen zij het meest, — is hun te allen tijde tot een voordeel geweest, als tot eene bezigheid; een oorlog is hun element, en de man die hun daartoe den weg opent, hun held, hun halfgod. Natuurlijk is de Graaf in hunne oogen, een eerst krijger, een groot veldheer, schoon geen hunner ’t zou kunnen zeggen waarom, en ieder vergelijkt hem op zijne beurt met zijn ideaal; allen zijn het er over eens, dat Parma voortaan zijn meester heeft gevonden.

Deze mannen zijn niet allen Protestantsch, als men denken kan, schoon hun meester, dezer dage vooral, zich een strenge Gereformeerde betoonde, in woorden en handelingen. Maar daar de Roomschgezinden onder hen, van die lieden zijn zonder vooroordeel, die er zich geen schroom van hebben gemaakt, hun voordeel te doen met de plundering van menige kerk en klooster, in de dagen van beeldstorm en oorlog, en licht blijde zijn van priesterlijken dwang ontslagen te wezen, onder voorwendsel van een Hervormd meester te dienen, zoo zijn zij van hunne zijde uiterst tolerant; en zoo er dus onder deze hellebaardiers ijveraars moeten gezocht