Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/423

Deze pagina is proefgelezen

Elias, terwijl hij Reingoud met de hand wenkte, dat ze zouden gaan, en zelve zich van hen wendde, om nieuwe bevelen te geven aan zijne krijgslieden.




XVIII.
AMSTERDAM EN UTRECHT.


Als wij gehoord hebben, bevond zich de Graaf van Leycester te dien dage te Amsterdam. Hij was er gekomen, na eene luisterrijke ontvangst en een vroolijk verblijf te Haarlem, waarvan wij u gaarne bijzonderheden zouden mededeelen, als wij er den tijd toe hadden, en zijn onthaal in de groote koopstad, zooals Reingoud het schetste, was waarheid, schitterend maar niet innig, grootsch maar niet gul, en hoe dan ook de slimme Brabander mocht gekomen zijn tot de kennis van zijn toestand, in het midden van die Amsterdamsche handels-aristocratie; het is zeker, dat hij dien juist had geschat. Die was waarlijk een hachelijke. Wij hebben u alleen de voorstelling te geven, hoe hij en de zijnen den eersten avond doorbrachten in die stad, om u dien toestand aanschouwelijk te maken.

De Graaf had zich voor eene wijle van de opdringende eerbewijzen zijner Amsterdamsche eerewacht ontslagen door zich terug te trekken in het binnenste van het Prinsenhof, vroeger het Cecilie-klooster, dat hem ten verblijf was bereid. De haast, die hij gehad had, om er aan te komen, en de wijze, waarop men hem had afgezonderd van zijne edellieden en volgelingen, maakte, dat hij zich hier nu zoo goed als alleen bevond, en slechts omringd van die weinige dienaren en pages, die hij vooruit derwaarts had gezonden om hem op te wachten. Nog dacht de Graaf niet na over deze omstandigheid, tevreden, dat hij zich een paar uren afzondering en ruste had gewonnen, na al het gewoel en rumoer, dat sinds den ochtend rondom hem had heengejoeld, en het nieuwe feestgeschater, dat hem welhaast wachtte, bij het banket, dat men hem nog dien eigen avond zoude geven op het stadhuis. Hij had zich neergestrekt op eene rustbank, door de zorg van zijn hofmeester met mollige satijnen kussens voorzien. Niemand was bij hem dan zijn page Arthur, een van