Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/440

Deze pagina is proefgelezen

dit gerucht nog niet is doorgedrongen tot het volk, en zich alleen bepaalt bij een deel der grooten; en daarbij, hoe zal men eene opgeruide menigte te eenenmaal bevooroordeeld, van eene ingeslopene opinie afbrengen, door eene verklaring? Ze verstaan niet goed; ze vatten averechts op; en »t zou licht het middel zijn om het kwaad te verbreiden. Veeleer zou ik raden, dat er met zorge werd toegezien op de goede verstandhouding tusschen de gemeente en de Engelsche krijgslieden, die met Uwe lordschap zijn binnengetrokken; voor dit oogenblik gaat dit goed, maar… een klein misverstand, daarin de aanblazingen van vijanden zich mengen, kan groote ongelegenheid wekken.'

»Zeer zeker,” sprak de Graaf, »daarvoor zullen maatregelen genomen worden.”

»Dan tevens zou ik Mylord indachtig maken, ook de uitspattingen der jeugdige edellieden en van hun gevolg wat in te binden,” sprak Sidney met eenige aarzeling. »Zij plegen dartelheden, en bedrijven ruwheden, die niet naar den smaak van dit volk schijnen, en vermaken zich met den blooden, machteloozen toorn van sommige stemmige en weerlooze burgers, dat heeft alreede eenige verwarring verwekt.”

»Hoe, neef! en gij zegt mij dit voor het eerst, en men heeft daarin niet voorzien!”

»Mylord! ik heb reeds gekeerd wat ik kon, doch onder hen die het geldt, is ook Mylord van Essex, Zijne lordschap is zelfs de aanvoerder en drijver van deze soort van vermaken, gelijk Zijne genade dat was in den Haag, waar het niet altijd goeden indruk heeft gemaakt; — maar omdat het Uwer lordschap’s stiefzoon was, — die alreede ietwat onbillijk vooroordeel tegen mij heeft opgevat, heb ik zeer geschroomd, dit te zeggen.”

»Gij hebt daaraan niet wel gedaan, neef! want in zulke stonden is ieder minuut verlies. Ik heb den wilden jongen alreede gemist; maar daar hij te heftig en te jong is om mij hier dienst te doen, weinig over zijn afzijn nagedacht. Daar moet terstond en tot iederen prijs een eind gemaakt worden aan deze wanorden. Sir Philip! begeef u met uwe manschap de stad in, en zoek Lord Essex, Norrits en de anderen op; en beveel hun, in mijn naam, hunne dwaasheden te staken en hierheen te komen! Zoo het zijn moet, bescherm de burgers tegen hen, en wie niet gehoorzaamt, sir! hebt ge recht, den degen te vragen, al ware het Lord Essex zelf.”