Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/446

Deze pagina is proefgelezen

de zaak dus voor: zoo er in deze oogenblikken iets voorvalt, dat de eenigheid tusschen Hollanders en Engelschen breekt of hun mistrouwen wekt, zou er woeling en wanorde kunnen ontstaan, daarin zelfs de persoon van Uwe Excellentie niet veilig wezen zou; tegen sluipmoord en aanslagen van enkelen is een heer van Uwer Excellentie’s kwaliteit nergens zeker; doch wordt er, naar ik achte, ook hier niet meer mede bedreigd dan elders, en van de regeering van Amsterdam, daarin het meest uwe tegenpartijders zijn, is het niet te denken, dat zij zich in lichaam vereenigen zal tot zulk een ongeoorloofd en vileijnig verraad, als een aanslag op uw leven, onder bedeksel van een vriendenmaal. De Koningin, het volk, de wereld zoude hun daaraf rekenschap vragen. Hoe zouden ze dit verantwoorden? Maar zoo Uwe lordschap, ondanks dit alles, nog vreeze heeft…'

»Vreeze, sir Philip! mij dacht, gij kondt overwegen tegen wien gij dit woord spraakt, aleer gij het zeidet. God weet, dat ik geene vreeze heb, dan die voor het verlies van deze goede zaak, en hetgeen er voor Engeland daarmede zou verloren gaan. Wat mijn arm leven betreft, dat bekommert mij het minste, en dat geve ik met vol vertrouwen over aan het genadig bestuur van den Almachtige, en zoo, mijne heeren! blijve ik dan bij mijn eerst voornemen, naar het feest te gaan, mij te gelaten, gansch zonder misvertrouwen te zijn, al hetwelk mijn wil en begeeren is, dat alle de mijnen zullen navolgen, en mij geheellijk toevertrouwen aan mijne eerewacht, die voor mijn persoon aan het volk en de Koningin zich als verantwoordelijk heeft gesteld.”

»Ik dank u, Mylord! voor dit vertrouwen in mijne landgenooten,” sprak Leoninus. 'Expresselijk heb ik mij onthouden, haar daarin van raad en voorlichting te dienen; maar zekerlijk, zij kan verwachten, dat de bloem der Amsterdamsche jongelingschap, daaruit die eerewacht is bestaande, zich als ten borg heeft gesteld voor de veiligheid en het leven Uwer Excellentie, en dat zij die schuld eerlijk zal aflossen.”

»Maar dan ook moet ieder van ons zijne vlijt doen, om goede orde te handhaven, misverstand te weren, en vriendschap te vestigen,” hernam Sidney.

»Neef! gij volgt volkomenlijk mijne meening, zoo gij dit alle de mijnen uit mijn naam ernstig aanbeveelt. Heer Burggraaf! ook gij, wees gewaarschuwd! Gij verstaat u goed met dit slag van