Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/452

Deze pagina is proefgelezen

aanwisselden in hare natuurlijke haven, het Y. Zoo was zij op dat tijdpunt niet enkel wat de Engelsche tijdgenoot; die ons dit van haar mededeelt, zegt: 'the only town for trafick in this part of Christendom,” maar zij voelde zich rijk en de meerdere boven hare zustersteden, gelijk de provincie, waarvan zij de hoofdstad was, zich de meerdere voelde boven de anderen, en deze haar steun gevende en wederkeerig van deze haren invloed vermeerderd ziende, begon zij zich zelve in haar trots meer en meer te zien als kern en middelpunt van den jeugdigen staat, en hare belangen als de hoogste en wichtigste, die het eerst moesten gehandhaafd worden. Ongelukkig, maar toch natuurlijk was het aan Leycester, om eene vaderlandsliefde, die zóózeer van huis begon, wat ruimer uitzicht te wijzen.

De handelsgeest had te allen tijde weinig kieschheid op de middelen van haar vertier. Ondanks den heftigen haat tegen Spanje, die als ingeboren was in het Hollandsch bloed, ondanks den spijt over een oorlog, dien zij zoo vaak met luide klachten optelde, voedde zij zelve de Spanjaarden met het koren van hare akkers, voerde zelve het krijgstuig en wapenen aan, die het voortwoeden van dien krijg mogelijk maakten. Zoovele krijgslieden in België samengestroomd, — zoovele vreemdelingen ingekeerd in een land, waar de ploeg nauw meer gedreven werd, waar het vee was verdreven of afgemaakt, —zooveel weiland platgetreden onder paardenhoeven, — zoo menige smidse moest stilstaan, en zoo menig handwerk verliep, door gepreste krijgsdiensten of geplunderde steden, moest er gebrek en behoefte groot maken, en alle levensbehoeften duur, op dit eigenlijk grondgebied van den krijg. Maar door Spaansch goud en door Hollandschen handelsijver was het toch te verkrijgen, en zoo verhaalden de laatsten hunne oorlogslasten met veelvoudigen woeker als op Philips” schatkist zelve, en hadden het voordeelig leedvermaak nog, langs dezen weg de schatten van Peru en Indië met hunne vijanden te deelen; — goudklompen, die versmolten als luchte sneeuw, — schatten, die als goudzand verstoven, zoo haast Madrid ze voor Nederland afzond. Leycester, die dezen handel moest zien met het oog van een edelman en van den veldheer, die den krijg moest medevoeren, vond dien een ongerijmden, een schadelijken, een zulken als den Nederlanderen schande bracht, en den vijand van te groot nut was bij de kansen van den krijg. Zoo haast dus de onderhandelingen over