Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/469

Deze pagina is proefgelezen

XIX.
SIR PHILIP SIDNEY EN MARTINA.


»En nu, mevrouwe en wellieve vriendin! een vroolijk lachje tot dank: ik heb u van meester Paulus Buis verlost!”

»Voor eene wijle, sir Philip!” en Martina’s lachje was meer droefgeestig dan blijmoedig.

»O! wil niet dus met zorge peinzen op hetgeen niet is! ’t Is zake, de toekomst aan te zien als een vreemdeling, waarvan wij het goede vertrouwen, zoolang hij ons het kwade niet heeft getoond; — licht is er, na dat verloop van dagen, veel anders geworden!” maar ziende, dat ze treurig bleef, hernam hij nog meer opgeruimd: »En zoo niet, dan denken wij eene nieuwe zending voor hem uit, al ware ’t naar Engeland!”

»En hoe nam meester Daniël dat van u op?” vroeg zij met onrust.

Hij wendde den blik naar buiten, licht opdat zij den zweem van minachting niet zoude zien, die zich op zijn gezicht vertoonde, toen hij antwoordde:

»Meester Daniël de Burggraaf toont te allen tijde meer zorge voor den dienst van Mylord dan…” Hij weerhield zich plotseling; hij voelde, zonder op te zien, hoe smeekend een blik zij naar hem opsloeg. »Maar in trouwe, welwaarde vrouwe! ge zijt bleek en ontdaan van wezen, sinds ik u het laatste zag. Heeft die kwelling u opnieuw gevat? Heeft de wondermacht der poëterije hare kracht verloren, en heeft zij zwakkere medicijnmeesteresse gestrekt dan ik haar geprezen heb? Of was de patiënte wat ongeloovig en weerbarstig in ’t gebruiken? Fij toch, dat ik het rade! Gij laat de luite lusteloos uit de hand glijden, als lagen in hare zilveren tooversnaren niet troostende stemmen voor velerlei smart, die men slechts heeft op te wekken, met den druk van een vinger!”

»Ik had velerlei kwellingen te Amsterdam, daartegen kost de muziek geen raad schaffen,” sprak zij aarzelend.

»Welke kunnen het zijn? anderen dan die ik wete? Het is toch niet denkelijk, dat die dominé u opnieuw de verbeelding heeft ontsteld, met schrikgestalten van Satan en hel…, schoon