Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/474

Deze pagina is proefgelezen

Maar zij schudde zacht en droevig het hoofd; toen zag zij hem aan of zij spreken wilde:

»Ik heb u wel begrepen.” Maar luid voegde zij hem toe met moedige zelfbeheersching: »ik meende, dat gij het oorbaar hadt geprezen van zijn tijd te zijn? of geldt dat niet voor de ridderschap?”

Hij glimlachte.

»Dat geldt van alles, schalke tegenpartij! maar ik zie, gij geeft in ’t eind gehoor aan uw vriend, die u ’t gemoed wat verhelderen wilde door gullen kout, en wat afleiden van ’t duistere woord heengaan, dat onder vrienden altijd van zoo harden klank is, en nu, aan wat zoet vertelsel wilt gij verder de aandacht geven? Zal ik u de deftige samenspraken van Strephon en Clayus verhalen, of Zulmane en Mopsa voor u laten spreken; die fiere, maar zoetzedige herderinnen, die wel hare lachjes en blikjes gemaakt hadden tot schichtjes en pijltjes van Amor, doch in ’t eind de gramheid moede, den deerlijken staat harer herders aanziende, die zware kwetsuren heelden door ondenkelijk zoeten balsem?”

»Ietwes anders,” sprak zij, nauw hoorbaar.

»De schoone vertelling van Pamela en Mintidora?”

Zij schudde weder afkeurend.

»Luister toch even! in ’t hier heen gaan dichtte ik een sonnet, de zeven wonderen van Engeland, en ’t was mijne schuld niet, dat ik aan u dacht, toen ik zong:

A woman’s mould, but like an angell” graste,
An Angell’s mind, but in a woman’s caste,
A heaven on earth or earth that heaven contains…

»Ach neen! neen! neen! sir Philip! Niet aan mij die vleiende zoetheden! Niet voor heden althans!” riep zij heftig.

»Nu, nu dan, potentissima domina!” glimlachte hij. »Wilt gij met mij lachen over den schoolmeester Rombus en zijne ontmoeting van de Meikoningin? Of wilt gij eene zwaarmoedige herdersklacht, die instemt met de somberheid uwer ziel? dat veellicht nog meer soelaas geeft dan het te scherpe contrast daarvan.”

»Ziende, dat ze niet weder antwoordde met het vroegere hoofdschudden, begon hij: