Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/476

Deze pagina is proefgelezen

nus, tot Martina gewend. »Maar zoo ik overval, wijt het aan den klank van het snarenspel en ’t geluid der tonen, dat het geluid mijner schreden overdekte.”

»Een dienaar der Kerk is in mijn’s man’s huis te allen tijde welkom!' sprak Martina ernstig.

»Maar ge lijdt schade aan den zang van heere Sidney.”

»Ariosto’s stanza’s en mijne stem blijven te allen tijde tot mevrouw’s dienste.”

»Als de muziek minder strijdig was met de achtbaarheid van mijn ambt, zou ik bidden, voort te varen en te mogen aanhooren. Nu gunt mij oorlof, om met u een gesprek te voeren in onrijm en zonder maatgeluid!”

»’t Is blijkbaar, dat de muziek, sinds David’s harpe, van haar aard is vervallen, dat zij dus verworpen wordt door de dienaren der Kerke, zij, die toenmaals niet onwaardig werd geacht, mede te dienen ter verheerlijking van den Heer,” sprak de ridder.

»Ja, dat hoorde bij het Voorhang en de Verbondsarke; — we kunnen in ’t Christendom niet alles gebruiken, wat de Mozaïsche wet toeliet.”

»Ik meende doch, dat deze menigte van voorschriften onthield, wèl waardig, dat ook Christenen ze beleefden!” hernam Sidney

»Zeer zeker, edele heer! ook zijn er eenigen gebleven, die wij nog altijd houden, en zoo ik hier ware in mijn ambt, om een van u beiden te nooden tot ’s Heeren tafel, ik zou het mijn plicht achten, u die te noemen.”

»De kennis daarvan ligt onder het bereik van iederen beschaafden Christen,” antwoordde Sidney met volmaakte kalmte.

Maar, waarom toch was Martina verbleekt? Sidney’s helder oog scheen het haar af te vragen. Vreesde zij een strijd tusschen den jongen edelman en den predikant, — een strijd, die bitter ging worden, en waarin haar voor één van beiden eene nederlaag schade scheen? Hij meende dit te begrijpen, en om haar gerust te stellen, hernam hij vroolijk:

»Maar om een toontje lager te dalen, vergeef mij de gelijkenis, uit de muziek ontleend!— Hebt gij wat satisfactie verkregen in uwe conferentie van dezen morgen met Mylord?”

»O! de meeste en volkomenste, heer Sidney! Onze Gouverneur-Generaal is een Gideon en een Josua voor dit verdrukte