Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/482

Deze pagina is proefgelezen

staat; dat zou u menig genot meer schenken in het leven, en eene nieuwe afwisseling in uw nieuw verdriet,” voegde hij er zachter bij. »Ik herinner mij u het aanleeren daarvan geraden te hebben, waarom dat niet gevolgd?”

»Hoe zou ik er toe gekomen zijn, hier in Holland? Nog wil ik het, doch…”

»Ik zou mij zelven aanbieden,” hernam hij, »maar behalve dat ik welhaast meer studie zal te maken hebben van de Spaansche wapenen, dan van de Italiaansche boeken, zou ik zelfs zonder dat te ongeregeld een leermeester zijn; doch Mylord, mijn oom, heeft in zijn gevolg een zekeren Italiaan, doctor Caesar, die zijne taal kent en zijne dichters, en dien ik vragen zal u te onderrichten, en gij zult zooveel lust hebben in den meester als in zijne lessen. ’t Is een Napolitaan, zoo lui als een lazzerone, en zoo vroolijk en levendig als een jonge gondelier, zestig jaren en het vuur van twintig, een kale schedel, witte baard, en gitzwarte oogen, die fonkelen als diamanten; daarbij nog een goed geneesmeester, wien niemand iets te verwijten heeft, dan dat hij zich met wat alchemie heeft opgehouden, daarvan het te wenschen was dat zij goede uitkomsten opleverde; ’t zou ons allen goed komen.”

»Wel dan,” hernam Martina glimlachende, »ik neme uw Caesar, en al opent hij mij geene andere goudmijn, dan die, om bij wijlen den onlust te verdrijven, zal ik hem dankbaar zijn voor zijne lessen.”

»Heer ridder! wat vangt gij aan?” riep Fraxinus. »Die jonge vrouwe in den zin te brengen, het aanleeren van zulke vreemde tale, als haar ganschelijk onnut moet zijn, het Italiaansch, eene vrouw…?”

»En waarom niet eene vrouw? Vele vrouwen in Engeland, van de aanzienlijkste en beminnelijkste, leggen zich toe op de oefening dier tale; de Koningin, Mylady Leycester, de Gravin van Pembroke…”

»En licht wel Mylady Sidney, uwe eigene vrouw!” voegde Fraxinus er bij, en vestigde zijn koud scherp oog op Martina. »Want als ik het wèl heb, zijt gij een gehuwd man!”

Sidney geraakte kennelijk in eenige verwarring.

»Zoo is het, dominé!” hernam hij verdrietelijk; »maar als gij dit weet, weet gij, ook dat gij daar drukt, zeer ten ontijde, op