Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/483

Deze pagina is proefgelezen

eene zware grieve en diepen kommer, dien ik liefst in mij zelven besluit. Degenen, die u dit bericht brachten, moeten u gezegd hebben, dat ik in ’t geheim ben gehuwd, en toch is Mylady Sidney, dochter van master secretaris Walsingham, eene vrouwe, wier lieftallige deugden ik prijzen zoude, zoo zij niet mijne vrouw ware, — en die ik met volle vreugde luide, luide zoude erkennen, zoo leider! de zware plicht der courtoisie tegenover onze jonkvrouwelijke Koningin haren hovelingen niet gebood, zich met wat geheimzinnigheid te begeven tot dien staat. Mijne Lady woont nog in het huis van haar vader, en schoon wij ons onderworpen hebben; Ellinor en ik, kan ik dezen toestand niet gedenken zonder opkomenden wrevel, en schaamte zelfs.”

Hij aarzelde voort te gaan; en hij beet zich de lippen van pijnlijke verbittering; zachter ging hij voort: »En nu, mijnheer! schoon ik u, een weinig mijns ondanks, het vertrouwen heb geschonken van een biechtvader, heb er, bidde ik, voortaan de bescheidenheid van!”

»’t Zou te bejammeren zijn, zoo een gezuiverd leeraar in die nutte deugd ietwes achterstond bij een paapsch priester, sir Philip! alleen vergun mij de opmerking, dat er toestanden zijn die men nooit vergeten moest, — ware het niet om zijns zelfs wille, dan toch om den wille van anderen.”

En zijn koud scherp oog bleef altijd op Martina rusten, en wij weten dat hij opmerken kon, als hij wilde, en die man had zoo vaak tegen de wreedheid der inquisitie geijverd, omdat zij hare slachtoffers op gloeiende kolen ter marteling leidde! Maar Sidney had zijn trots vernederd voor de ooren van die vrouw, hij moest zich wreken, en de wrake was zoo zoet en zoo welvoegend, gewikkeld als zij was in een Christelijk vermaan. De jonge edelman begreep zijne bedoeling slechts ten halve; — naast Martina gezeten en tot Fraxinus sprekende, had hij haar niet aangezien, had den blik niet gezien van diepgaand verwijt en oneindige smart, dien zij op hem geworpen had, — had niet haar verbleeken opgemerkt, en niet, hoe eene plotselinge siddering haar doortrilde, — had niet als Fraxinus begrepen dat er een leven van foltering plotseling in haar werd opgewekt!

Maar de toon reeds van den geestelijke stuitte Sidney, en hij antwoordde hoog en met strakheid:

»Wij spraken van ’t Italiaansch, meende ik, dominé!”