Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/485

Deze pagina is proefgelezen

heid en bovenal tot moed! En om nu niet eenmaal te spreken van alle hooge heeren, groote prinsen, treffelijke geleerden, voorname vaderen der Kerke, — van den heiligen David af, tot den hoogwaardigen man Beza toe, — die de poëterij hebben geliefkoosd, gehandhaafd en beoefend; — dan love ik ’s Hemels gunst, waarvan de muzenzonen hunne bezieling ontvangen, dat daar in mijn Engeland ook zóó goede geest heerschende is, dat onze groote monarchin zelve het voorbeeld daaraf geeft! — dan prijze ik die edele en treffelijke vrouwen, — navolgsters der vrome Johanna Gray, — dat zij zich boven de vooroordeelen verheven hebben, die poëethaters dus buiten recht en rede op haar geworpen hebben, en dat zij konsten beoefenen met liefde en lust, die gij nu zoudt willen ontzeggen aan haar, die haar zoo goed verstaan, — die haar begrijpen met het hart en indrinken met de ziel. — Ge zoudt eene vrouwe, als mevrouwe, de zoete weelde ontzeggen,Tasso te lezen en Petrarca te smaken uit de eerste zuivere bron?”

Fraxinus, die geene kans had gezien, zich dam te stellen tegen dien stroom van poëtische verontwaardiging, antwoordde nu haastig:

»Tasso! als ik wel onderricht ben, een half zotte dichter, die eene prinsesse het hof maakte in rijmen; en Petrarca! een nobele poëet, die met verzen zijn eigen hoofd in verwarring bracht, en schuldige minne dreef met eene gehuwde vrouw! Voorwaar! voorwaar! Ik kan niet inzien, dat zulke poëterijen…”

Daar schrikten plotseling de beide mannen op; iets als de knal van een musket, dat afging, trof hun het gehoor; een luide, wilde lach van Martina vergezelde dien; in verstrooiing had zij de luite genomen, die Sidney had weggelegd, en zij was begonnen de snaren op te schroeven, al sterker en sterker, tot het hunne rekbaarheid had vermoeid; nu waren ze alle tegelijk gesprongen. De jonge vrouw zelve was ook opgestaan in schrik; de luit was gevallen.

»Daar is meer gebroken dan de snaren, die gij ziet!” sprak Martina tot Sidney, die zich bukte om het speeltuig op te nemen; maar hare stem klonk zóó zonderling, dat hij op haar zag en uitriep:

»U deert iets, Martina! Mevrouwe! gij zijt onwel! Gij zijt zekerlijk onwel!”