Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/486

Deze pagina is proefgelezen

Hij nam hare hand; die was ijskoud, toch gloeiden hare wangen, en een koortsige gloed brandde haar op het voorhoofd. Schichtig trok zij hare hand terug.

»Ik ben wel, heer ridder! volkomen wel.”

Toch moest zij zich eene wijle aan hem leunen, om niet neer te zinken.

»O!” riep hij smartelijk, naar Fraxinus heenziende. »Onze samenspreking heeft haar vermoeid…”

»Toch niet!” hernam zij met een pijnlijken glimlach. »Ik heb immers niet medegesproken; ik heb alleen geluisterd. O! en ik heb verstaan, — ik heb geleerd, sir Philip Sidney! veel, veel geleerd! Ik heb het duistere begrepen!”

Dit laatste zeide zij zacht, zeer zacht, bijna meer als een zucht, die hare lippen ontgleed, dan als woorden, die zij uitsprak; maar hij had ze verstaan; hij had ze geraden; op zijne beurt »begreep hij het duistere;” op zijne beurt gleed hem eene huivering door het hart; op zijne beurt verbleekte hij. Hij bracht de hand aan het voorhoofd, en zag even op haar met diep, met oneindig medelijden, en schoon zijn mond het niet uitsprak, zijne oogen smeekten: »vergiffenis.” Maar de vrouw van den Burggraaf had hare kracht en hare zelfbeheersching hernomen, zij wendde zich af en nam moedig weer hare plaats in, tegenover den blik van Fraxinus, dien zij wist een bespiedende te zijn.

»Vervolg doch uw gesprek, gij, heeren!” sprak zij vast, met dien overspannen moed, die liever den slag uittergt, dan dien in ongewisheid opwacht. »Wat zal doch een gebroken speeltuig uwe propoosten onderbreken? De welwaarde heer Fraxinus was van opinie, dat…”

»Dat poëterijen gansch niet dienen voor Christenen in ’t gemeen, zonderling niet voor vrouwen in ’t particulier, — en meene, dat in eerlijken gemoede te moeten staande houden, zelfs tegenover een dichter als de heere Sidney! Zullende die met Zijner Edelheid’s oorlof ontraden aan allen, die mijner herderlijke zorge zijn toevertrouwd!” hernam Fraxinus, die door Sidney’s tegenspraak ook tot overdrijving was geprikkeld.

De jonge edelman, die op dit oogenblik de vrijheid tot zwijgen, tot nadenken wel had willen afbidden als eene gunst, voelde echter, dat hij tot elken prijs des predikants aandacht moest afleiden van Martina en van een onderwerp, dat hem