Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/489

Deze pagina is proefgelezen

»Ik vreeze maar, dat daaronder nog een andere geest zich verschuilt, dewelke is de logengeest, die uit Satan is, zijnde de poëten logenaars als van nature.”

»Hoe konnen zij het zijn, welwaarde heer? Juist zij kunnen nooit logen spreken om de goede reden, dat zij nooit verzekeren de waarheid te geven! Anders is het met de wijsgeeren; — die maken kringen rondom u, en zeggen u, dat ze daar binnen de waarheid besloten hebben, waarom ook Paulus waarschuwt tegen de philosophie, maar niet tegen de poëterij. Het is zoo, Plato bande haar uit zijne republiek, maar deze is gansch bespiegeling, terwijl zij in dadenzich toont in de veldslagen van Marathon, Poitiers en Azincourt. En als ik dan zie, dat de onderzoekende wijsgeer blind is in zich zelf, — als het mij blijkt uit de weegschale der ondervinding, dat de astronoom, terwijl hij een weg zoekt in de sterren, nedervalt in het slijk; dat de wiskunstenaar eene rechte lijn kan trekken met een gebroken hart, — dan moet de uitkomst, de overheerscher der opiniën bewijzen, dat die allen onware of voor ’t minst slechts dienende wetenschappen zijn; dewijl het eind van alle aardsche leeringen zijn moet deugdzame daden, kunnen die kunsten, die het meest dienen om ze voort te brengen, met het meeste recht den palm der eere eischen! Dus de poëterij, en waar zij in dat doel gefaald heeft, was dat de schuld van menschelijke feilbaarheid, niet van de kunst, sinds die gevloekte val van Adam onze opgescherpte kennis wel laat zien, wat volmaaktheid is, terwijl toch onze bevlekte wil ons afhoudt van haar te bereiken. Maar,” vervolgde hij, ziende, dat Fraxinus de houding aannam van niet meer te luisteren, »deze argumenten zullen door weinigen worden begrepen en door nog minder toegestemd.”

Toen was het aan Fraxinus om te antwoorden:

»Ik heb u niet gestoord in uwe redenen, sir Philip!” begon hij »omdat ik met eigene ooren mij overtuigen wilde, hoe ver de, menschelijke geest, zelfs van den treffelijksten, kan afdwalen, en omdolen, als hij zich betrouwt op zijn eigen licht en kracht. Maar, leider! leider! zoo heftige, zoo roekelooze verdediging van zoo slechte zake, had ik van geen deugdgezindig mensch, zonderling niet van sir Philip Sidney gewacht!”

»God zij geloofd! daar komt de Burggraaf! daar komt mijn man!” riep nu Martina, plotseling opspringende. Bijna bezwijkende