Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/491

Deze pagina is proefgelezen

»Dominé! gij hebt geene vrouw,” was zijn eerste woord, toen hij zich op een stoel liet nedervallen, na de wisseling van groeten. »En dank er den Hemel voor! De mijne komt mij overvallen met een storm van welkomstgroeten, oft we een jaar waren gescheiden geweest, en verachteloost daarvoor twee voorname bezoekers, als ik nu zie.”

Martina hief haar diep blauw oog naar den Burggraaf op, en kromp smartelijk inéén.

»Een jaar, Daniël!” herhaalde zij, »geen jaar,” voegde zij er bij in zich zelve. »Eene eeuwigheid, — wij zijn nog gescheiden!”

Toen wendde zij zich om en plaatste zich voor het venster, dat toch te hoog was om iets anders te zien, dan de blauwe Aprils-lucht en den ouden hoogen domtoren.

»En ik, die er juist op liep te peinzen, hoe ik huisvrouw en vrienden met een wichtig en vroolijk nieuws zou verrassen…”

»Vroolijk nieuws?', vroegen Fraxinus en Sidney tegelijk.

»Het belangt niet alleen mij, maar ook den Staat!” hernam Daniël.

Toen met zelfvoldoening het hoofd opheffende, sprak hij met glimlachenden mond:

»Ik ben benoemd tot geheimschrijver van den Gouverneur-Generaal, en van Mylord Leycester in ’t particulier.”

Libertus Fraxinus maakte een gebaar van verrassing.

»Daartoe zegene u de Heere, dat gij dit hooge ambt moogt oefenen en u daarvan kwijten, ter eere en oorbaar van Kerk en Staat.”

»Mijne gedachten gaan over nietwes anders heer predikant!”

»Ik wist dat Mylord met dit voornemen omging,” sprak Sidney, »bij ’t afwezen van Master Aty, nu naar Engeland, was het den Graaf hoogst noodig; toch had ik niet gemeend, dat Mylord zoo snel zoude besloten zijn.”

»Die van Holland hebben het noodig gemaakt, en zijn zonder willen of weten mijne verheffing vorderlijk geweest door hunne resolutie, dat voortaan alle propositiën, akten, missiven ofte depechen, door de provincie Holland te doen aan den Grave, in Neerduitsche tale zullen worden gedaan en beantwoord; eene vermetelheid, die zij tot in de Staten-Generaal hebben doorgedreven. En waaraan de Graaf al te genadig heeft gehoor ver-