Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/492

Deze pagina is proefgelezen

leend!”

In waarheid, — schoon het scheen om de kostumen en privilegiën des lands voor te staan, — dat was Leycester noodzaken, zich te werpen in de armen van een Hollandschen raadsman. — Christiaan Huigens was een der secretarissen van den Raad van State, hij was de Staten aangenaam, en zeker meende men door dezen, invloed te hebben in het kabinet van Leycester; maar men vergat, dat deze de eigenschappen niet bezat om Leycester’s gunsteling te zijn.

»Uwe kennis van tale, lieden en zeden, maakt u, meer dan eenig ander geschikt tot dit ambt. En uw raad kan Mylord van nutten dienst zijn,” sprak Sidney ernstig, doch wat koel. »Ik ben de eerste geweest, om dat te onderkennen en aan Mylord te verzekeren.”

»Mijn dank daarvoor, edele heer!”

»Nu, Daniël! zult gij wel gansch vergenoegd zijn en voldaan?” sprak Martina zacht.

»Volmaakt!” hernam hij op een toon, die nog wel eene wereld van wenschen verraadde.

»En nu het wichtig en vroolijk nieuws voor den Staat?” vroeg Sidney.

»Toen ik Mylord verliet, kwam er tijding, dat meester Marten Schenk het stadje Wert heeft ingenomen, op ’t Westfaalsche grondgebied; bijzonderheden daarvan weet ik niet.”

»Zoo ga ik haastig naar ’t Duitsche huis, om daar meer van te weten!' sprak de Ridder, wiens oogen schitterden bij het denken aan zulke krijgskansen.

»Eene bede, heer Ridder! voor gij gaat: weet gij mij te zeggen, welke intentiën Mylord heeft met zekeren Reingoud?”

»Ik heb gisteren voor het eerst dien naam door den Graaf hooren noemen. Ik ben niet in alle zaken Mylord’s raadsman en vertrouweling, en licht zult gij voortaan beter zijn ingewijd in de geheimen van mijn heer oom dan ik zelve. Zonder naijver, wie Zijne genade trouw dienen, houd ik waard! Fare thou well, sir! Tot uwe gebiedenis, heer predikant!”

Daarop boog hij zich statig, maar koel tegen Fraxinus, en naderde Martina, die nog altijd bij het venster stond.

»Zal ik u Caesar zenden, mevrouwe!” vroeg hij, zonder haar aan te zien.

»Neem die zorge niet voor mij, sir Philip! ik ben op dat punt gansch niet beraden.”