Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/495

Deze pagina is proefgelezen

»Nu, eene blijde mocht die heeten en verblijdend in de gevolgen niet minder. De eerste Aprildag, reeds aanmerkelijk voor Nederland door ’t verrassen van Breda, wordt nog in ’t bijzonder belangrijk voor Utrecht door Mylord’s intocht. Voor Utrecht komt een goede tijd aan. Als ik niet zoo noodig was in ’s Hage, zoude ik mij naar hier laten verroepen. — Ik heb hier nogal vrienden in het consistorie. Nu gedenk ik naar den Hage terug te gaan, zoo haast ik van de Synode zeker ben.”

»Wat wilt gij, Arent?” vroeg de Burggraaf zijn dienaar, die wat driftig de deur opende.

»Een dienaar van Mylord Leycester met eene gehaaste boodschap!”

»Laat hem hier komen, Arent!” beval Daniël, en opgeruimd wendde hij zich tot Fraxinus. »De Heer zij geprezen! — Geen uur kan Mylord buiten mijn persoon en dienst. Martina! ’t zal nog dienstig zijn, dat we nevens het Duitsche huis woning nemen.”

»En gij hadt vreeze voor Reingoud?” riep Fraxinus. »O, die achterdochtige onrust der staatzucht!”

»Wat hebt gij, Felham?” vroeg de Burggraaf met trotsche blijdschap Leycester’s bode.

»Order van meester Jacob Reingoud aan den geheimschrijver van Mylord den Graaf.”

»Order van meester Jacob Reingoud aan mij! aan den geheimschrijver van Zijne Doorluchtigheid!” herhaalde Daniël, terwijl een vaal bleek zijne kaken ontkleurde.

»Zoo luidde heer Reingoud’s bevel, toen Zijne Edelheid mij dit schrijven ter hand stelde.”

De Burggraaf opende het geschrift met zenuwachtige haast.

»Ik zal gehoorzamen!” sprak hij met eene doffe stem, na het te hebben ingezien.

Felham boog zich en wilde gaan.

»Felham!” riep de Burggraaf. »Was die — man — was — heer Reingoud alléén, toen hij dat bevel gaf?”

»Vergeef, sir! Het werd gegeven in ’t kabinet van Mylord Leycester, en de Graaf zelf was daar, de Kanselier van Gelderland, sir Philip en nog andere heeren.”

Toen Felham zich verwijderd had, sloeg zich de Burggraaf met woede voor het hoofd, terwijl hij het geschrift vallen liet.

»Die man beveelt mij! Die man ontbiedt mij tot zich!”