Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/504

Deze pagina is proefgelezen

Kanselier, zich herinnerende, hoe Leycester was ingenomen met den slimmen Burggraaf, zag Leycester aan, om den indruk op te merken van die grofheid. Daniël was sinds den ochtend un homme en place, een hoog beambte. Reingoud hield nog geen rang hoegenaamd; daar was niets onwaarschijnlijks in, dat de Graaf hem tot ondergeschikte kon maken. De Graaf wierp alleen een ongeduldigen blik op Daniël.

»Antwoord, sir!” sprak hij streng.

De eerzuchtige man was zóó getroffen, dat de verplettering hem de sprake belette.

»Ons doen wachten!” herhaalde hij, werktuigelijk op Reingoud ziende, met eene onbeschrijfbare uitdrukking van toorn en schrik, en door den traan der krenking heen gloeide de duisterste blik van verontwaardiging en toorn, die ooit de eene man den anderen heeft kunnen toewerpen; toen zich nederwerpende aan de voeten van Leycester:

»Mylord! mijn genadige Graaf! uw Felham en de eerwaarde Fraxinus kunnen het beiden getuigen, met welke haast ik mij gespoed heb tot Uwer lordschap’s dienst.”

»Het is op het begeeren van heer Jacob Reingoud, dat gij hier ontboden zijt!” antwoordde Leycester stroef. »En gij hadt ons gediend met meerder spoed. Het betreft eene akte van navigatie, daarover geraadpleegd moet worden.”

»Met uw welnemen, Mylord! de vraag is niet meer van raadplegen; de eisch van ’t oogenblik is uitvaardigen,” viel Reingoud in.

»Gij hebt recht; er is wel haast met deze oorlogsverklaring aan de rebellische en belangzuchtige koopluiden!” sprak Leycester ernstig.

»Zoo oordeelde Uwe lordschap het zelf, in ’t gemeen en in Uwer Doorluchtigheid’s belang. Wij hebben haast voort te varen, heer secretaris! zet u!” Hij wees op de plaats tegenover hem.

De Burggraaf wierp zich, als met een zenuwachtigen schok, op den aangewezen vouwstoel; het duizelde hem in het hoofd; iets als een nevel lag hem voor de oogen; hij kon zich nauw verbeelden, dat dit geene ijle voorstelling was van een bangen droom.

»Achtbare Kanselier!” vervolgde Reingoud tot dezen, maar zijne stem klonk fluweel-zacht, en hij hief het oog naar hem op