Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/507

Deze pagina is proefgelezen

lijk man bekend staan, meester Jacob Reingoud! gij zijt gesuspecteerd, mishandel en kwade praktijken gepleegd te hebben, in ’t behandelen der gemeenelands penningen, en bij ’t emplooi daarvan meer te hebben bedacht uwe eigene profijte, die van uwe creaturen en van ’t Spaansche gouvernement, dan dat dezer landen! En zulke handelingen noemt men fraude; gij, meester gewezene tresorier van de Espargne!”

»Ja, fraude, dat is wel het woord, daarmede zulke handel zoude genaamd moeten worden,” hernam Reingoud droogjes;

»doch is dat nu al, wat gij mij te zeggen hebt? Ik meende van u andere taal te hooren?”

»Ook is dit niet al, en al het meerdere zult gij hooren!” hernam Daniël, door die koelheid nog meer opgeruid. »In apprehensie zijnde, hebt gij die apprehensie gevioleerd, hebbende u heimelijk uit de stad Antwerpen begeven, waardoor gij als belijdenis hebt gedaan en convictie tegen u gegeven hebt van uwe schuld!”

»Maar, lieve God!” riep Reingoud nu, met een zeker ongeduld, »wat dient dit alles hier!”

»Dit dient, meester Jacob! om u te zeggen, dat ik woord noch beeld weet om uwe onverschaamdheid bij te gelijken, daar gij zulk een man wezende, u nochtans onderstaat, in te dringen in eens hoogen Heeren gunst, zekerlijk met groote malicieuse kunstgrepen, en diezelfde gunst gevat hebbende, een wel eerlijk man als mij, voor diens aanzicht gij uwe oogen moest neerslaan, te durven hoonen door harde woorden en harde bevelen. Mij te bevelen, meester Jacob Reingoud!die wettig en openlijk benoemd ben tot geheimschrijver van Mylord, Grave van Leycester.”

»En nu?” vroeg Reingoud.

»En nu!” herhaalde Daniël, die met eene soort van ontzetting en met onbeschrijfbare verwondering opmerkte, dat de man, dien hij beleedigde, volmaakt kalm was gebleven en zelfs geen schijn van misnoegen of toorn blijken liet; want een ironieke glimlach alleen bleef Reingoud’s mond omzweven. »Nu wete ik, dat ik hier afgedaan heb, en dat gij Mylord’s gunst van mij zult afkeeren uit al uwe macht; maar ik ga mij nederwerpen aan de voeten van den Graaf; ik ga hem alles zeggen, wat ik u heb gezegd,” vervolgde hij in eene soort van wanhoop; »en wij zullen zien, of de Graaf een welgetrouw en volijverig man, die reeds