Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/513

Deze pagina is proefgelezen

de overigen zijn tot blinde werktuigen te maken, ik heb er Meetkerke, die een eerlijk man is en mijn vriend, en die ik al de gunsten zal laten, die hij zich winnen kan bij Mylord; Paulus Buis, die zal moeten kiezen tusschen buigen of breken, en u, van wien ik zeer goede diensten hope…”

»Mij?” vroeg de Burggraaf verwonderd.

»Zeker! Meent gij, dat ik u nergens verder zal noodig hebben dan in ’t kabinet? En nu gij ziet, op welke macht ik kan rekenen en wat ik er mede denk te maken, wilt gij daarvan het uwe of wilt gij u stellen aan de andere zijde? Gij hoort bij de partij, waarvan ik de leiding heb gevat. De Haagsche predikant heeft u geprezen, en de Hollanders haten u, — twee aanspraken, die u bij mij voordeel geven: Mylord heeft mij veel van uwe bekwaamheid gesproken; ik geloof er aan; ik wil die beproeven; maar op ééne voorwaarde! Ik ben niet enkel de arm van mijne partij, niet enkel het hoofd! Ik wil er de ziel van zijn en de meester; zij ademe door mijn adem! zij levedoor mijn geest! zij zie niet, dan door mijn blik! — ik herhale het, — wie niet aan mijne hand gaat, moet onder mijn voet!”

De Burggraaf had onder die lange toespraak tijd gehad tot overdenken. Als Leycester zelf, was hij geraakt onder de betoovering van dien man, die van menschen en toekomst sprak, als een god, die ze in de hand hield. Het was hem gansch vergeten, dat hij dien man een paar uren te voren niet eenmaal als mededinger had willen dulden.

»Maar, vóór gij kiest, herinner u wie ik ben, en wat ik was, en wat men van mij te zeggen weet in Braband!” hervatte Reingoud met eenige ironie.

De Burggraaf was opgestaan.

»Ik dacht wel, dat gij het mij niet zoudt vergeven hebben,” sprak hij verschrikt.

»Hebt gij ’t mij gevraagd?” hernam Reingoud streng.

»Zoo het dat is…?” en de trotsche man wierp zich met drift aan de voeten van Reingoud. »Gedenk niet meer, wat gesproken is in de onzinnige bitterheid der teleurstelling, in de hitte der krenking!”

»Ik vraag dus niet meer, hoe gij gekozen hebt?” sprak Reingoud. 'Men knielt slechts aan de voeten van zijn meester.”

»Meester!” herhaalde Daniël, en bleef in zijne ootmoedige houding, het hoofd gebogen.