Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/514

Deze pagina is proefgelezen

Wij wenschten, dat wij den blik met de pen konden wedergeven, dien Reingoud wierp op den diepgebukte! In het zedelijke nog lager gebukt, dan hij daar zichtbaar nederlag. Die blik, een mengeling van minachting en duivelen-hoogmoed, van trotsche zegepraal en van kouden, sarcastischen overmoed! Zulk een blik moet Satan werpen op eene ziele, die zich aan hem overgeeft.

»Sta op, bondgenoot!” sprak Reingoud na eene wijle, en hij reikte hem de hand.

»Zie daar één, die den Duivel aanbidt om wat minder dan de koninkrijken der aarde!” riep eene sissende, diep doordringende stem in ’t Italiaansch.

Huiverend zag Daniël op: twee zwarte oogen glinsterden hem tegen uit een hoek van het kabinet.

»God in den Hemel! wij waren niet alleen.”

»Moesten wij dan geen getuige hebben van onzen bond?” sprak Reingoud glimlachende. »Maar wees gerust! Wij zullen den kwaden geest bannen die u verschrikte! Doctor Julio! gij ziet dat gij hier onnut zijt; ik heb u niets te bevelen.”

De Italiaan verdween weder achter het tabijtbehangsel, dat hij had opgelicht.

»En nu aan onze akte van navigatie!” riep Reingoud vroolijk.

»Ja, Mylord!” riep de Burggraaf, die nog niet van zijne verwarring bekomen was.


EINDE VAN HET EERSTE DEEL.