Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/58

Deze pagina is proefgelezen

»In ’t Gulden kruis!!” riep zij lachende, en wendde zich af.

De Graaf ook reed voort met een gullen, luiden lach, maar hij zag even om naar degenen die hem moesten volgen, en toen beet hij zich de lippen, want hij merkte op, dat zijn ongepast oponthoud bij hen de aanleiding was geworden tot eene verwarring, waarvan hij de ontwikkeling niet kon afwachten zonder nog meerder aan zijn rang te kort te doen. Hij haastte zich dus voort, en weldra ook zag men de hooge pluimen van zijn helm zich bewegen, zeer dicht bij de barret van Graaf van Leycester, en die het naastbij waren merkten op, dat de luitenant-generaal van Holland en Zeeland met zeer veel aandrang het woord richtte tot dezen, die daarbij van tijd tot tijd toestemmend het hoofd boog.

Wij hebben haast, de handeling van Barbara Boots in het licht te stellen dat haar recht doet. Barbara Boots is eene vrouw, »sans feu ni lieu,” eene avonturierster; zij is het geworden door omstandigheden die het niet in hare macht stond te verhinderen. Zij is eene vrouw zonder verwanten als zonder beroep, zonder vooroordeel als zonder dak; maar zij is geene vrouw zonder eer en zonder deugd. Schalkheid en zorgelooze vermetelheid spreken uit haar gelaat, maar geene ondeugd; geene schuchtere zedigheid, de liefelijkste vrouwelijke deugd siert haar het voorhoofd, maar zij draagt de noodigste vrouwelijke deugd in het hart; zij heeft nauw de eerste begrippen van betamelijkheid en terughouding, maar zij heeft vaste en zekere voorstellingen van plicht en braafheid; zij trekt niet schuw de voelhorens in bij elke aanraking, maar bewust van hare eigene sterkte en vol vertrouwen op hoogeren bijstand, durft ze gevaren onder de oogen zien; zonder vreeze als zonder zwakheid, weet zij van duchten noch vluchten, maar als er strijd zijn moet, weet zij te overwinnen. Zij kende de overmacht van haar zwart oog en de aantrekkingskracht van haar donkeren blos op den Graaf van Hohenlo, en zij had niet geschroomd beide te laten werken in het belang van eene goede zaak, zonder een oogenblik na te denken over de gevolgen van zulk eene herinnering, of wellicht, met volkomene bewustheid van de gevolgen. Hohenlo vergat zoo snel! en Barbara was zoo schrander als vlug.

Maar nu haar gezelschap; dat zeker had meer geleden dan zij, onder de ergernis, die zij gegeven had, schoon die ergernis onder dit volk en ter dier tijde, bij de bekende zeden van den Graaf niet zóó groot was geweest, als wellicht eenig lezer het zich