Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/64

Deze pagina is proefgelezen

Zomer, die dezen stap van den rampzalige, als eene proeve van schuld tegen hem getuigen laat.

Het is zeker, dat de Raad van regeering zulk eene gruweldaad nooit heeft kunnen bevelen of goedkeuren, maar het is ook zeker, dat de Raad van regeering, met verwerping van alle bedendeze rechters voor dien man had uitgekozen; en het is even zeker, dat een Raad van regeering ontrouw is aan zijne roeping, zoo hij zich dus heeft kunnen bedriegen in de keuze van zijne wilsuitvoerders en dat hij deelneemt aan het feit, zoo hij daar niet tegen getuigt door eene snelle en strenge bestraffing. Het een noch het andere is geschied. De baljuw David Zomer durfde zegevierend voortgaan met zijne vervolging, en de zaak was nog onbeslist bij de komst van Leycester. Graaf Maurits wordt altijd genoemd aan het hoofd van hen, die de vervolging tegen Treslong aanvingen en de onrechtvaardigheden billijkten; het zou een treurig begin zijn van zijn openlijk leven, zoo men hem een werkelijk aandeel moest geven aan die daden, schoon de schijn wordt verzwaard door het feit, dat zijn natuurlijke broeder Justinus van Nassau den verdrongene opvolgde in zijn ambt. Maar wij hebben reeds aangegeven hoezeer die Prins slechts ééne stem heeft kunnen hebben in dien Raad, en hoezeer het eene flauwe en eene zwakke kan geweest zijn; de tegenspraak van een zestienjarig jongeling, die zijn eersten voet zet op het gebied der regeerkunde, tegen de taal van mannen, grijs geworden in staatszaken, rijk in levenservaring, machtig door overtuiging, geweldig in overreding; die zich persoonlijk gekrenkt gevoelden en die wellicht den vorstelijken leerling hunne krenking als de zijne hebben opgedrongen, tot hem het jeugdige vorstenbloed gistte in de aderen, en hij zich overreed zag waar hij had willen overreden; — zeker is het, dat ondanks alles, toch nog ééne stem voor het recht en de onschuld iu zijn hart is blijven pleiten, en dat hij dien indruk niet verloren heeft zijn leven lang, en dat hij haar heeft ingevolgd, zoodra hij zelve het vermocht. Treslong heeft een hoog en eervol ambt bekleed in zijne hofhouding, zoo ras de stadhouder Maurits meester was!

Maar een man van aanzien en van verdiensten als Treslong, kon toch niet zoo weerloos ten doel staan aan vervolging en onbillijkheid, zelfs niet in naam der wet, of machtige stemmen moesten zich daartegen verheffen, en krachtige voorspraak moest