Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/66

Deze pagina is proefgelezen

dellijk voorafging, en die het gedeeltelijk beheerschte. En geen wonder! Na de overspanning eener verwonderlijke krachtsontwikkeling bij den eersten opstand van Spanje, was matheid en dofheid gevolgd; de worsteling had te lang reeds aangehouden en met te ongelijke krachten; het vuur der geestdrift had tijd gehad uit te dooven.

Er is in iedere worsteling, in iedere grootere onderneming een oogenblik, waarin men zich moede voelt, waarin men haar zou willen opgeven, en waarin men ondertusschen de handen in den schoot legt, of ten minste ze flauwelijk rept; waarin men voelt, wat men meer moest zijn, en waarin men in plaats van zich krachtiger aan te grijpen, zich door de ontstemming laat nederrukken tot werkeloosheid. Op die stemming was meermalen de Raad van regeering betrapt geworden door den overmoedig-ijverenden Treslong, en schoon men dien armen Raad van regeering om duizend redenen niet te hard mag vallen om die stemming, het was een dergelijk aarzelen dat zijne werkzaamheid had verlamd, zijne ontwerpen had verijdeld en zijn leeuwenhart bruisen deed van spijt! Het waren twee mannen vooral, die hij als zijne vijanden kende: Valerius en Heins, die hij de oorzaken dacht van dit verzuim, uit kleingeestige tegenstreving die de algemeene belangen drukte, ter wille van eene bijzondere veete. Dit alles had hij gezegd, en gezegd in den vollen Raad van regeering, in het bijzijn van den jongen Maurits, die zijne medeleden dus kon leeren kennen of doorzien; en hij zeide het op ruwen krijgsmanstoon, zooals de ontvlamde drift het hem op de tong legde, en zooals het gegriefd gevoel het hem inzien deed.

Was het vreemd dat er later voor hem geene verschooning was? Had Willem van Oranje geleefd, o voorzeker! het had een anderen keer genomen; Willem van Oranje kende den ouden leeuw in het brieschen zijner woede; hij had zelf eens een hard woord van hem te dulden gehad, een woord van edele verontwaardiging, waaruit bewustheid van eigene verdiensten sprak, maar tegelijk waardig zelfgevoel, schoon gewikkeld in ruwen omslag. Maar Willem van Oranje was de schrandere als de edele, die wist te scheiden en die wist te overzien ter juister tijd, en schoon eene kleine terugzetting volgde ter wille van een ander, de verzoening volgde ook, en het vertrouwen van weerszijden werd opnieuw gegeven en waardig beloond. Maar nu, Willem van Oranje leefde