Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/80

Deze pagina is proefgelezen

zijn; daarbij, ik zelve wilde haar daar volgen, veeleer dan hier alléén te blijven! Wist ik, wat dat zijn zoude? schoon het waar is, dat ik vele vreeze had,” voegde zij er bij, licht verbleekend bij het herdenken.

»Om ’s Hemelswil dan, jonkvrouw! neem een beschermer aan, die u hoeden zal tegen verdere angsten,” en hij bood haar de hand met eene ernstige goedrondheid, die menige vrouw zoude gewonnen hebben; doch Jacoba trad terug, zij leidde hare hand niet in de aangebodene, maar de hare tastte naar den kleinen rozenkrans aan haar gordel, en zij scheen haast te hebben tot bidden.

Ook Barbara was teruggekomen en had zijne laatste woorden gehoord.

»En die beschermer zoudt gij willen zijn, fijne heer!” riep zij glimlachend, »de intentie is goed, maar de uitvoering niet oorbaar.” — Toen, zich tot Jacoba wendende, sprak zij levendig en met een lichten tik op de tafel.

»Jacoba! mijn lief! we mogen de heiligen danken voor het behoud van den admiraal. Hohenlo is een trouw en goedhartig heer, en leve Mylord Leycester! — daar is reeds bevel gegeven aan den vermaledijden Zomer om zijn gekerkerde vrij te laten. Mevrouwe van Treslong mag eene slaapkamer voor haar echtgenoot gereed houden; de Graaf geeft hem zijn eigen huis tot gevangenis.”

»Ik ben verblijd over uwe vreugde, Barbara! en Gods zegen moge den goeden heer verder verzellen, en ook ons!” voegde zij er zachtkens bij, »ik ben zeer beklemd van harte, vrouw Boots! ik wenschte, dat onze reis nu ten einde ware!”

»Bijget, melieve! dat zal metterhaast zijn; als ’t wel lukt en deze heer ons helpen wil, trekken wij eerder af dan gij raadt.”

Toen sprak zij weder tot Douglas:

cBeste heer! ik had daar den Graaf van Hohenlo, die met geweld hier binnen wilde, dat mij niet vleide om vele redenen; de heer was in een korzel humeur, als hij gewoon is na een Duitschen dronk — daar hij het zich niet aan gebreken laat op een feest; — en hij had eene koortse van verliefdheid, dat zijne dagelijksche kwaal is; ook heb ik alle kwade geesten moeten oproepen uit de hel en alle goede heiligen uit het paradijs, om hem af te schrikken; — voor de laatsten alléén geeft hij de