Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/92

Deze pagina is proefgelezen

houden. Althans allerlei slag van luiden stoven als troepjes ganzen uitéén; ’t was blijkelijk, dat ze nooit paardrijden hadden gezien, zóó vervaard waren ze van mijn draf; de ernsthaftige verwondering op de gezichten der kijkende mannen, de angstige nieuwsgierigheid in de oogen der vluchtende vrouwtjes, daar aardige schepseltjes onder waren. Gij kunt denken, of ik ook rond- en omjaagde, of ik Angle ook steigeren liet, of ik mij vermaakte; ’t was voor ’t eerst in Holland… Op ééns komt er een soort van een sheriff aan, een lange slungel in eene livrei, die mij door teekenen beweegt op te houden; ik wil weten, wat hij mag te zeggen hebben; — ik stijg af, maar mijne lieden hadden mij nog niet ingehaald; — zoo wierp ik de teugels toe aan een man onder de menigte, die het dichtste bijstond, met het woord: "Eilieve, boertje! houd mij dat voor een guinea!" Gij moest hem toen gezien hebben,” en Essex viel zich weer in de rede door een schaterend gelach. „"Mijnheer! ik ben gedeputeerde voor de provincie West-Friesland," zeide hij zóó droog en strak en wendde zich zóó deftig om, dat ik het uitschreeuwen moest! Begrijpt gij dit? — Iets, dat zooveel zijn moet als een lid van het parlement onder dit volk, naar men mij heeft uitgelegd. Wie kan het hun aanzien? — Zonder degen; — in ’t zwart sergie gekleed. Ik had hem naar den prijs van zijne eieren kunnen vragen! en dat zijn toch de lieden, waarmede wij hier moeten omgaan. Wie zou het te Westminster gelooven? ik wenschte, dat wij wilden Will, den tooneelspeler bij ons hadden; hij zou hier stof vinden voor lustige blijspelen,” en hierop lachten de jongelieden te zamen.

Op hetzelfde oogenblik hoorde men een schel fluitje, uit het vertrek, waartoe die deur den toegang gaf.

En snel daarop verscheen de hofmeester sir Andrew Bellestown, met het verzoek vanwege den Graaf Leycester: „dat de jonge gentlemen gedenken zouden, den eisch van den dag.”

Sir Philip Sidney, die met Essex binnengekomen was, en meer door zijn krijgshaftigen ietwat zwaren tred de stilte had gestoord, dan door luidruchtige vroolijkheid, zag verwonderd op Leycester’s stiefzoon, terwijl zijn helder en schrander oog hem als vroeg: „wat dit vermaan moest beteekenen?”

»Ah! ja, wij hadden het vergeten,” sprak deze licht kleurend, „’t is morgen Sabbat, als onze vrienden de Puriteinen zeggen;