Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/10

Deze pagina is proefgelezen

afbrak, voor Hij den tempeldienst onnut verklaarde. Zoo was zijn ijver geen verschroeiend vuur, dat de liefde verteerde. Zoo bereidde hij zachtelijk het goede woord eene goede plaatse. Zoo won hij tot honderd en tot duizend, voor de zuivere aanbidding in geest en in waarheid, te midden van de zetelstad der aloude bisschoppen, en vestigde zonder wanorde en zonder strijd, met geene andere macht, dan de macht der overtuiging, eene gemeente van Christenen, die aan geene andere voorschriften zich hield, dan aan die van het Oud- en Nieuw Testament, te midden van eene bevolking, door zoovele belangen nog verhecht aan de Roomsche Kerk, en naar geest en vleesch nog vastgehecht aan de banden en boeien der pauselijke Kerk. De magistraat, wellicht zelf Hervormde beginselen toegedaan, wellicht alléén ziende op de uiterlijke ruste en welvaart zijner stad, zag met welgevallen en dankbaarheid zoo bedaarden en voorzichtigen voortgang van een beginsel, dat hij elders onder het loeien van zoo heftige stormen zag doordrijven. Hij beschermde zijn persoon; hij steunde zijne pogingen; hij hielp hem verder; hij verzocht hem het koorkleed weg te laten en liet zelf op ordelijke wijze de beelden wegruimen uit de kerk, stond zijn prediker een jaargeld toe voor zijn onderhoud, en nog eene belooning voor vroegere diensten daar te boven, en bevestigde op deze wijze openlijk met het zegel zijner goedkeuring, de vrije gemeente, die zich noemde naar hare parochie: St. Jacob.

Toen vermaande haar Duifhuis met een woord uit het Oude Testament: »Gedenkt het wijf Lots,” niet om te zien, niet met rouwe om te zien, naar wat achter lag. Dankbaar voor de bescherming der overheid, plaatste hij zich en de zijnen, als rustige en gehoorzame burgers, onder hare hoede, in alle uiterlijke belangen der Kerk hare macht en meesterschap erkennende, zich geen kerkenraad kiezende, de zaken der parochie overlatende aan de kerkmeesters, door de geburen gekozen en door wethouders bevestigd; de zorge der armen vertrouwende aan armbedienaars, die men potmeesters noemde, op dezelfde wijze verkoren. Den doop bediende hij zonder Roomsche vormen; maar ook zonder ouders of getuigen aan iets te verbinden, dan eene onderstelde gelofte van christelijke opvoeding. Tot het Avondmaal, waarbij hij, naar de oorspronkelijke instelling, brood en beker reikte aan iederen leek, liet hij allen toe na eigene beproeving, zonder naar eene andere belijdenis te vra-