Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/11

Deze pagina is proefgelezen

gen, dan die ze door de daad der deelneming aflegden, »het geloof in Christus;” geen anderen ban noodig keurende, dan de herderlijke vermaning; het straffen der afwijkingen overlatende aan de consciëntiën der schuldigen, en de overtredingen aan de handhavers der burgerlijke wet. Maar hield hij zelfs niet eenmaal boek van de namen zijner gemeenteleden, iedere zieke van elke gemeente was hem genoeg broeder, om dien troost en toespraak te brengen, zoo ras die werd begeerd. Onder zoo ruime en zoo vrijzinnige beginselen, door krachtige prediking en christelijke leefwijze van haar voorganger versterkt, bloeide die gemeente en breidde zich uit onder aanzienlijken en geringen. Deze uitkomst was een natuurlijk gevolg van haar aard, door den naam die haar gegeven werd wel aangeduid, de onbeslotene, daar zij openstond voor allen, maar ter andere is zij een wat vreemd verschijnsel, en bijna in tegenstelling met de aanwassende onverdraagzaamheid der eeuw.

Inmiddels had de andere richting der Hervorming, de meer stellende en bepaald opbouwende, zich meer en meer ontwikkeld, en ondanks den tegenstand, dien zij er vond, vertoonde zij zich met toenemende vrijmoedigheid in Utrecht. Eerst werd zij bij afwisseling geleerd en gesticht door predikanten en leeraren van buiten, die in schuren en loodsen hun gehoor verzamelden; later door aantal en wassenden invloed gesterkt, namen zij eene ongebruikte kerk in bezit, die den verjaagden minrebroeders had behoord, en ontledigden die op eigen gezag van de zinteekenen van den Roomschen eeredienst. De magistraat vond het niet meer den tijd om met geweld zulke vrijheden te keeren; hij bewilligde in een bezit, dat men zich reeds had toegeëigend zonder bede. Toen beriepen deze Hervormden hunne eigene vaste leeraars, en eene gereformeerde gemeente in meer eigenlijken zin, was er gevestigd.

Eene gereformeerde gemeente, zich vasthoudende aan de geloofsbelijdenis van Antwerpen, den Heidelbergschen catechismus als richtsnoer en onderwijzer nemende van haar geloof en leere, zich richtende naar Calvinus gevoelens op het punt van kerkelijke tucht en sommige bestredene leerstukken, en hare leeraren het liefst vragende uit de Geneefsche of Zurichsche school. Deze gemeente, niet op zich zelve staande als die van St. Jacob, maar verbonden en één met geheel de Gereformeerde Kerk in Neder-