Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/115

Deze pagina is proefgelezen

spreekt!” En met eene driftige beweging stiet hij Gideon terug; maar reeds was het te laat; reeds had de arme jonge geleerde niet slechts gezien, maar ook gehoord; hij had gezien, hoe Essex Ivonne’s hand in de zijne had gevat, en hij had gehoord, hoe hij met een luiden lach had uitgeroepen: »Is dit nu een goed, om te geven aan een preeker, aan een puritein, aan een dweper? Men moet ook al de Kanselier zijn, om zoo iets uit te denken.' En hij kuste de kleine hand. »En nu, daar die wolke is voorbijgedreven, niet meer daaraan gedacht, mij love! Of wilt gij nog voor gemaal uw dominé met rood haar?” En Ivonne had het hoofd geschud en zij had geglimlacht. Toen was Gideon teruggetuimeld, en de forsche arm van Elias had hem alleen belet, neer te zinken. — »Een zulk handje,” had Essex vervolgd; »moet welriekende handschoenen dragen met eene gravenkroon!” en opnieuw drukte hij het met hartstocht aan de lippen; toch bleek dit een vaarwel, want nu stond hij op en verwijderde zich, haar nog groetende met de hand uit de verte, terwijl zij zelve hem naoogde met teederen blik.

»Nu, daartoe moge God mij genadig zijn!” riep Elias, »dat ik mijne zuster, en Gideon, en Jacoba allen samen recht doe van dien Essex!”

Tegen zijne gewoonte nam de jonge hopman Leoninus dien dag het middagmaal aan het huis van zijn vader. Moeielijk kon hij zijn innerlijken toorn en zijne verontwaardiging tegen de zuster verbergen, toen hij haar vóór zich zag, blozend en vroolijk, en als zegepralend in het stil genot van haar geheim hartsgeluk. Doch hij had zijn ontwerp gemaakt, en hij bedwong zich. Aan tafel was de Kanselier wat afgetrokken, sprak zelf niet, luisterde niet naar anderen, en at als iemand, die niet weet wat hij eet. Slechts somwijlen wierp hij een blik op Ivonnette, die ook van geheim genoegen getuigde; maar Elias dwong hem tot aandacht. Zijn tweegevecht met Essex, om der wille van Jacoba, was afgesproken voor dien dag, tegen vijf ure op het terras van het kasteel Vredenburg. De jongelieden hadden elkander geheimhouding beloofd, om vele redenen samen; maar le Lion dacht zich tegen »den ridder, die zulke felonie pleegde,” niet aan dat woord gehouden. Hij deelde zijn vader mede, hoe hij een tweegevecht had met een engelschen ridder, en wat daarvan de aanleiding was geweest, zonder nog Essex te noemen. — Die ge-