Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/132

Deze pagina is proefgelezen

der passiën wat scabieus is, en licht dicht men anderen de kwale aan die men zelf heeft!”

»Laat ik dit wijzigen, sir Philip! men onderkent licht de kwale daaraan men zelf lijdt.”

»Medicijnmeester! genees dan u zelven!” glimlachte Sidney, die den gevaarlijken man door scherts ontkomen wilde. »Wat mij aangaat, ik ben dertig jaar; ik ben genoeg philosoof, om overwogen te hebben; dat geene passies te hebben veel hoofdpijn uitwint, en ik bemin op sommige punten de ruste.”

»Nobele heer! wie heeft aan Uwe Edelheid gedacht? Alleen gij kunt toch niet beletten, dat anderen hartstocht opvatten voor u! Arme Martina! Zoo ze die uitspraak van u gehoord had, dit ter eener zijde, en Libertus Fraxinus, met hel en damnante praedestinatie ter andere.”

»O mijn God! mijn bang vermoeden, dat de onbarmhartige predikant ook een onbescheiden mensch zoude zijn, — het geheim dier arme jonge vrouw in uwe macht, heer Reingoud! moet het van u gekocht worden?”

»Hierop heb ik u veel te antwoorden, sir Philip! Vindt Uwe Edelheid goed, dat wij samen een gang doen in den hof?”

Sidney knikte toestemmend, en ging hem vóór, met driftige schreden. Bij den uitgang van de galerij ontmoetten zij Leycester, die Douglas steunde. De jonge man was doodsbleek, en scheen half in duizeling voort te gaan. Leycester zag zeer somber en ernstig.

»Volg mij, Reingoud! ik heb met u te spreken!” zeide hij.

Reingoud boog zich, met eenige verrassing over den toon, en ging met hem in de zaal terug.

»Eerwaarde Modet! wil dezen jonkman verzellen op zijne kamer; uwe toespraak zal hem noodig zijn. Gij, overige heeren! zijt voor heden ontslagen; ik heb bezigheden. Kanselier! wil met ons blijven. Mylord North! Laat de hopman Leoninus worden ontboden en schielijk tot ons gebracht.”

Toen Leycester al deze bevelen had uitgesproken, en ieder zich haastte ze op te volgen, wierp hij zich in zijn zetel en bleef met Reingoud en Leoninus alléén.

De vertrekken, die voor den Graaf van Essex op het Duitsche Huis waren afgezonderd, hadden een gansch ander aanzien dan het armelijke torenkamertje, dat Douglas zich gekozen had, op