Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/137

Deze pagina is proefgelezen

»Dat mag ik niet, mijn Graaf! dat gaat tegen mijn plicht. De Graaf van Leycester is ook een goed heer.”

»Niet zoo goed, als de oude Graaf van Essex. Zoo wilt gij dus niets voor mij doen, Ferney?”

»Heb ik niet, voor een paar uren, een briefje voor u vervorderd naar den hopman Leoninus? En nu, Mylord! ziehier! Dit koffertje is voor u gekomen, vanwege sir Thomas Sherley; ik heb het onder mijn mantel hierheen gesloken, uit vreeze, de luitenant mocht er kennis van willen nemen!”

»Gij hebt er uitmuntend aan gedaan, beste Ferney! maar nu ik dit koffertje heb, nu ten minste, wil ik uit!”

Ferney haalde de schouders op.

»Verbeeld u, Ferney! Ik heb een liefje: een meisje, waar sir Philip van zeggen zou: "an angel’s mind, but in a woman” caste," dat is gelukkig voor mij, anders wachtte zij mij niet op; nu kan ik haar toch niet laten wachten, Ferney! beste Ferney! dat begrijpt gij zelf.”

»Wil ik zeggen, dat Uwe lordschap eene andere maal…?”

»Alsof ik niet moeite genoeg gehad had, haar voor dezen éénen keer te winnen… Ferney! wij moeten er wat op uitvinden. Zal ik met deze wastoorts het paleis in brand steken?” [1]

»Ik zie niet, hoe dit Uwe lordschap dienen zou…”

»Goddam, neen! Tot niets, dan om my noble cousin, the philosophen het voorrecht te geven, mij te redden en dan eene zedenpreek te houden. Hebt gij liever, dat ik het kruisraam uitspring, Ferney?”

»God beware ons, Mylord! Gij zijt twintig voeten van den grond. Waarom denkt Uwe lordschap niet op het eenvoudigste middel?”

»Het eenvoudigste middel! Laat eens zien: U het raam uitwerpen, en tegen de officieren van Mylord slag leveren?”

»Mijn lieve, mijn edele Graaf! moest gij niet veeleer het eerst denken, om Mylord vergiffenis te vragen. De Graaf zelf, al wilde hij het, zou dan geen voorwendsel hebben, om u gevangen te houden.”

»Dat doe ik niet, al stond er mijn leven op; ik zal nooit een mensch vergiffenis vragen, dat is een vast beginsel!”

  1. Is bekend, dat de Lord bij eene meer ernstige gelegenheid zijn paleis door buskruit wilde laten opvliegen, liever dan zich over te geven.