Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/154

Deze pagina is proefgelezen

niet te verpanden; daartoe is het ons te lief! Intusschen ik zou wel eens willen weten, of de Graaf Mauritius zou gekomen zijn, Barneveld ook genood zijnde.”

Reingoud haalde de schouders op. Op eens echter flikkerden zijne oogen en hij vroeg:

»Wat zou Uwe Doorluchtigheid doen, zoo zij hem hier hadt?”

'I believe, I would hang him!' sprak Leycester lachende; een woord, dat wel zeker scherts was; want toen Reingoud vervolgde:

»In goeden ernst, Mylord! Ik zou hem ter eerster occasie hier heen ontbieden, al ware ’t slechts om hem te leeren gehoorzamen!” antwoordde hij:

'Si si, senôr! Wij zullen dat later zien; nu geene syllabe politiek meer op dit feest! ’t Is niet te veel: één dag in ’t jaar niets te zijn, dan edelman en ridder van den Kouseband, en geen Gouverneur-Generaal! Ik ga eene wijle my duty volbrengen bij de dames en hooren, hoe haar de mommerij van Herkules gevalt, daar men, naar ik zie, mede aanvangt.”

Werkelijk rukte een troep gemaskerden de zaal binnen op het potsierlijkst uitgedost, en zonder veel eerbied voor het mythologisch kostuum; schoon het wel te zien was dat ze goden en halfgoden moesten verbeelden, en ware het niet te zien geweest, het was toch op den rand hunner kleederen te lezen! Deze lieden beklommen eene soort van tooneel, opgeslagen aan het einde der zaal, en begonnen de twaalf werken van Herkules uit te voeren, onder eene toejuiching van de zijde der aanschouwers, die, als het soms nog gaat, meer tegen dezen pleitte dan voor hen; Philip Sidney althans stond zich te ergeren, schoon hij zijn best deed om het te verhelen, en Daniël Rogers opmerkende, een man van geest en van letteren, die op Leycester's verzoek uit Engeland was overgekomen, zeide hij hem:

»Wat nonsense is dat? We zien daar dien Herkules in de bakermat, en tot een man opgroeien binnen een uur! Nu! Zijn die luiden in dit oord van de wereld anders dan in een ander; hoe kan dat met gezonde zinnen bestaan? Dan zie ik nog liever Gorboduke, of de komedie van de naald. Ik moet mijne barbaarschheid belijden; doch ik vind in zulke spelen geen smaak, en hoor liever het oude lied van Percy en Douglas, dat mij niet zoo haast in de ooren klinkt, of het hart slaat mij, als bij het steken der krijgstrompet! Zulke vreemde feiten, die toch niet konnen nage-