Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/157

Deze pagina is proefgelezen

»En toch is Jacoba de bruid van een ander, Mylord!”

»Nu ja! Ik meene ook niet door voldoening van zijn hartstocht, doch daarin, dat hij dien overwon.”

»Ach ja, Mylord! dat zou zeker voordeelig zijn.”

»Neen! waarachtig, sir! gij zijt niet bij ’t gesprek.”

En dat was ook waar. Hij hield het oog gericht op Sidney, die in eene soort van spanning Martina's bewegingen met diepen, somberen ernst gadesloeg.

Maar Reingoud voelde, dat hij zich dwingen moest, »bij ’t gesprek te zijn,” en te eerder, omdat nu een gentleman-usher den Graaf kwam boodschappen, dat er een persoon was, die master Roger Douglas wilde spreken, en eigenhandig missiven aanbieden. Dat hij op het bericht van den toestand des jongen edelmans de bede had geuit, voor den Graaf Leycester te worden gebracht, en dat men dit dezen man niet durfde weigeren, aanziende vroegere bevelen van Zijne lordschap.

»Dat moet Steven Paret wezen!” riep Leycester, hoog kleurende.

»Zoo noemt hij zich, Mylord!”

Reingoud integendeel verbleekte bij dien naam.

»Hij brengt brieven uit Engeland!” fluisterde Leycester hem in; en tot den gentleman: »Master Nowles! Voer dien man in mijn kabinet! Reingoud! gij volgt mij! Geef acht op Paret, en zeg! wat gij van hem oordeelt!”

»Ik gehoorzaam, Mylord!” zeide deze, hem volgende, en met een diepen zucht nog een blik werpende naar de zaal. »Mijn God, Reingoud! wees u zelve!” sprak hij zich toe. »Hebt gij dan nu niet alle uwe stoutheid noodig?”




VI.
BUITEN DE FEESTZAAL EN DAAR BINNEN.


Toen Steven Paret was binnengeleid in de tegenwoordigheid van Leycester, en zich oprichtte van zijne kniebuiging voor dezen, viel zijn oog terstond op Reingoud, en den uitroep: »Nicase van der Clijde!” ontviel zijn mond.

Maar Reingoud strafte hem daarvoor met een blik zóó streng