Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/160

Deze pagina is proefgelezen

»Diavolo!” riep Leycester. »Is die man nog hier? Wie gaf u het recht te blijven, Steven Paret?”

»Niemand gebood mij te gaan, genadige Heer!” en Paret wendde den blik smeekend tot Reingoud.

»In trouwe! niemand dacht aan hem!” hernam deze lachende. »Wil verschoonen, Mylord! lieden als deze bewegen voet noch arm, zonder dat eens meesters wenk hunne bewegingen regelt; maar juist daarom zijn zulke lieden bruikbaar!” voegde hij er bij, met een blik, die Steven Paret begrijpen deed, wat hij zijn moest, zoo hij blijven wilde.

»Zoo heb ik het ook gedacht!” hernam de Graaf in ’t Italiaansch. »Maar zie; hij ijlde zooeven van Barneveld, en dat was meer eene herinnering dan een droom!” En Leycester vertelde, hoe hij zich eenmaal van Paret had bediend.

»Zoo heeft dus Barneveld mij beteren dienst gedaan, dan hij vermoedde. En zich zelf eene slechtere!” lachte Reingoud; »want ik twijfel, Mylord! of eenig Nederlander tegen hem zoude geageerd hebben als ik.”

»Toch moet ik bekennen, aan zijn raad niet gedacht te hebben, toen ik u koos op Meetkerke’s aandrang, en op dien van… een ander!” voegde Leycester er bij, met een vluchtigen blos.

»Van den waanwijzen advocaat verwachtte Uwe lordschap geen goeden raad, en daarop heeft de man gerekend, toen hij u dien gaf; hij geloofde dat een zeker middel, om mij van Uwe lordschap verwijderd te houden.”

»Ja, zoo kan het geweest zijn!” sprak Leycester, de wenkbrauwen fronsende. »En van dit alles is mij gebleven: Steven Paret, die zich zoo poveren dienst te veel herinnert.”

»Geef hem zwaarderen arbeid, Mylord! dan zal bij vergeten… Geef hem mij, Mylord! Ik zal hem slijpen tot een scherp en nuttig werktuig.”

»Goed; want gij zijt een handig kunstenaar!” glimlachte Leycester. »En begin spoedig; want ik wil alléén zijn, om deze brieven te lezen…; brieven van my gracious Countess” fluisterde hij, en luid in het Engelsch beval hij: »Master Paret! heer Jacob Reingault zal u mijne bevelen doen kennen. Gehoorzaam hem als ons zelven!”

Steven boog zich met zwijgende berusting.