Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/161

Deze pagina is proefgelezen

En Reingoud hem wenkende, verliet met hem de tegenwoordigheid van Leycester.

Wij hebben, evenals Reingoud, onze aandacht van Martina moeten afwenden, op een oogenblik, dat sir Philip Sidney willens scheen, haar te naderen, en dat dus een belangrijk moest zijn voor ons, als voor hem. Toch was de jonge ridder plotseling blijven staan, was teruggetreden, had zich tegenover haar geplaatst, en liet zijn ernstigen en diep zwaarmoedigen blik eene lange poos op haar rusten. Was het, omdat zij haar levendig en opgewekt gesprek met Essex en den jongen Graaf Lodewijk had voortgezet, ondanks zijn toetreden? Was hij niet opgemerkt geworden? Hij was het zóówel, dat zij in een luiden lach uitbarstte, bij een onbeduidend woord van Lodewijk, en daarbij het hoofd afwendde, opdat men haar verbleeken niet zoude zien, en dien blik, dien zij niet zag, voelde zij zóó zeker, dat iets als eene plotselinge koude haar overviel, en Essex haar diep in de oogen zag, om uit te vinden, welke wolke in het midden van hare scherts zoo plotseling over dat voorhoofd gleed.

»Zoo ik niet beter wist, ik zou vragen, of, my gipsy-cousin (Douglas) de zaal was binnengekomen, zoo duister wordt het op eenmaal!” Daarop toevallig heenziende naar Sidney, hervatte hij lachend: »Zie toch onzen dichterlijken neef! Hoe hij in gepeinzen verdiept is!” En de top van zijn vinger raakte even Martina’s hand, om haar opmerkzaam te maken.

»In trouwe!” sprak Lodewijk. »De ridder schijnt in ernstige overwegingen verdiept te zijn, te midden van zulk een jolijselijk feest! Als er maar niet wat heftige woorden zijn gevallen tusschen hem en sommige heeren, hier tegenwoordig.”

»Dat is daarom niet gezegd; als gij Sidney dus ziet, denkt hij aan zijne verzen, aan zijne schuldeischers, of aan zijne vrouw. Aan de eersten zeker meer dan aan de laatste.”

»Heeft de ridder schulden?” vroeg Graaf Lodewijk.

Essex maakte eene veelbeduidende beweging met de hand.

»Die de Staten wel mochten betalen; want zijn staat als gouverneur van Vlissingen kost hem veel, en hij wordt betaald… met dezelfde munt als Mylord zelf: beloften op het papier.”

Graaf Lodewijk kleurde een weinig; liefst uitte hij zich niet op dit punt tegenover een Engelschen edelman:

»Mij dunkt, mevrouwe heeft weinig aan dit discours!” sprak hij.