Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/173

Deze pagina is proefgelezen

Zij boog het hoofd toestemmend tot antwoord; maar op het oogenblik, dat hij haar den arm bood, om verder te gaan, kwamen twee mannen de deur binnen, en Martina week verschrikt ter zijde; zij zag den Burggraaf met meester Paulus Buis.

»Zoo Uwe ladyschap van deze gentlemen niet gezien wilt zijn,” sprak haar geleider zacht, doch met eenige verwondering »zullen wij ter zijde gaan, achter dit tochtschut, tot zij zich weg begeven.”

Maar die mannen hadden geen plan tot vluchtig blijven, want zij namen plaats.

»Wat doen wij met licht?” begon Buis, de eenige wastoorts omkeerende, die toch alleen een zeer twijfelachtig licht had geworpen op dit gedeelte van de ruime zaal.

De nis, waar Martina gezeten had, lag meer zijwaarts en naar den achtergrond.

»Gij hebt gelijk, heer Buis! Vreemde indringers hebben met onze faciën niet noodig.”

»Hoor, meester Daniël! als gij dien koers blijft houden, gaan wij niet meer in ’t zelfde schuitje. Gij zijt verzot op uw Reingoud; gij hangt als kleefkruid aan den Graaf. Ik heb van beiden al den walg. Zoo zij den weg gaan, dien ik vreeze, duurt het geen drie maanden, of onze grafelijkheid zit deerlijk gestrand, en gij zult wèl doen van naar eene haven om te zien. Wij zijn altijd bondgenooten geweest, dus wil ik niet breken zonder waarschuwen; maar de zaken hier loopen niet, als ik gehoopt had, en ik zie uit naar wat anders. Wilt gij mijn weg nemen?”

»Ik blijf mijn meester trouw! Ik zeg als North: "Ik wil zwemmen of zinken met den Graaf."”

»Nu, vriend! van het laatste hebt ge nood. Ik zal nog afwachten, wat ze in ’t stuk der financiën drijven, en daarna: adieu Leycester! en eene andere kleur op de muts! Om den honig te hebben, heeft de beer de korven omgeworpen; en let nu op! de bijen zullen hem om de ooren vliegen en steken, en dan komen de jagers den blindgestokene muilbanden; en wie niet mee gevangen wil zijn, make zich in tijds van de plek!”

»Ei, meester Buis! gij zijt weer in uwe jokkende luim. Wat wilt gij met dat alles?”

»Dat Holland in vuur en vlam is over het plakkaat op den uitvoer; dat Hohenlo en alle krijgsoversten pest en gif