Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/193

Deze pagina is proefgelezen

in afwezendheid van enkelen, vooral ook van Buis, die zich een heftig tegenstander had betoond, en had wantrouwen te bestrijden gehad, en een scherpen woordenstrijd moeten wisselen over de keuze en de rechten der voorgestelde leden van dat nieuwe lichaam, waarvan de onpartijdigsten onder hen toch de noodzakelijkheid hadden erkend. Die tegenstand, waar hij het goede wilde, en de beste middelen meende gebruikt te hebben, verbitterde hem, naar de mate zelfs van de zuiverheid zijner bedoelingen. Hoe? In Engeland had hij om eigene eer en meesterschap, om eigene voordeelen, om eene eenvoudige luim, het al gewend naar zijn wil; en hier… hier, waar hij niets wilde dan dier lieden welzijn, hier vertrouwde men het hem niet; hier betwistte men hem het meesterschap; hier gaf men hem bij alle moeite, die hij reeds had, bij alles wat hij offerde, nog tot dagelijksche taak, met zulke lastige tegenstribbeling te worstelen!

En de zucht, die oprees uit de borst van den Gouverneur-Generaal, was zeker een zucht naar Engeland, — naar zijn groot-stalmeesterschap van Elisabeth, — naar den bevalligen en schitterenden kring, waarin hij zich met zooveel losheid bewoog, en dat hij verlaten had voor »such barbarous dutchmen” die nog zoo ondankbaar waren! Daar rees zijn prachtig paleis, te Londen, voor zijne verbeelding op, zijne vorstelijke landverblijven daarbuiten, zijne gemalin, die hij het ontwerp der overkomst had moeten ontraden, omdat het wat te voorbarig was uitgeroepen; en op dien zucht volgde een pijnlijk kloppen van het hart en verbittering en somberheid stegen daarin, tot eene hoogte, die hem de eenzaamheid niet meer mogelijk maakte. Daar werd hem de raadsheer Paulus Buis aangediend. Paulus Buis was zeker van alle lieden de laatste, dien hij zou gewenscht hebben te ontvangen; maar Reingoud had hem omtrent dezen een wenk gegeven, dien de Graaf geloofde te moeten volgen. Hij gaf dus bevel den raadsheer toe te laten, en zette het gelaat in eene goede plooi.

Toch was de Graaf van Leycester bekend geworden met de kwade praktijken van Buis, tegen hem en de zijnen, die licht nog niets waren dan kwade intentiën, doch door de mededeeling van Sidney’s edelman tot monsters van verraad en ondankbaarheid waren gerezen, sinds men er het gezwets van een opgewonden drinker niet in had herkend. Zijn tegenstand in den Staatsraad en elders, waar de loszinnige, maar werkzame staatsman zich