Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/196

Deze pagina is proefgelezen

en bij God almachtig! dat is, wat mijn gemoed niet dragen kan en zwijgen!”

»Dat wil zeggen, dat gij het niet aanneemt, heer Buis?” vroeg Leycester met ingehouden toorn.

»Gansch gewis niet, genadige heer! Ik achte mij niet bekwaam voor de financiën; maar zóó ik het ware, zou ik dien Reingoud niet tot commis begeeren onder mij; zóó verre is het er af, dat ik op die wijze zal dienen onder hem.”

»Al genoeg, meester Paulus Buis! en zoo gij gekomen zijt, om ons dit te zeggen, kunt gij u nu voor ontslagen rekenen; evenzeer als gij op geenerlei andere bevordering in ambten te hopen hebt.”

»Doorluchtigheid! ik zal mij simpellijk tevreden houden met dit eene: lid van uw Staatsraad!” antwoordde Buis met eene buiging, en met iets als ironie op zijn schrander gelaat.

»Meester Buis! met dat te voeren, wees van nu af aan omzichtig, evenzeer als met de redenen, die gij zult goedvinden te houden! Gij hebt hier en daar gezegd, dat ik een Puritein was; ik wenschte, dat ik een zoo goed Christen ware, als sommigen der Puriteinsche sekte. Maar vertrouw gij intusschen niet te veel op onze Christelijke lankmoedigheid! want uwe maat is vol, meester Paulus Buis! overvol!”

»Mylord! mijn genadige Graaf!” zeide Buis verbleekend. »Een zulk woord heb ik niet van Uwe Excellentie gesproken, dat ik wete.”

'Ik weet het, en ik zal er meer van weten: be sure, mijnheer Buis! Gij zult met mij de dubbele rol niet spelen, die gij gespeeld hebt met den Prins van Oranje. Ik ken uw handel; alleen gij en de overigen hebt u vergist in mij, zoo gij meent, een weeken heer gevonden te hebben, die alle uwe kwade praktijken overzien zal, en zich stuk voor stuk laat ontnemen, wat het zijne is. Gij kunt gaan, meester Paulus Buis!”

Paulus Buis ging, verwonderd over de matiging van Leycester, van wien hij, op het punt van Reingoud, eene heftige uitbarsting had verwacht, en een weinig verschrikt over de blijkbare bekendheid des Graven met sommige zijner onbezonnen woorden en geheime handelingen. Sterker echter greep het hem niet aan; hij had Leycester gezien in zijne vlagen van toorn en woede, en daarbij vergeleken scheen hem deze niet onrustwekkend; maar hij kende