Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/199

Deze pagina is proefgelezen

Reingoud verbleekte een weinig.

»Gij waart sprekende met Jacoba?”

»Neen! sinds Helmichius zich eenmaal aangematigd heeft, deze te berechten, is er voor mij de eere af; ik zal dat niet aanvangen. Alleen ik was in stichtelijk gesprek met dezen heer, uw goeden vriend, Steven Paret, die een particulier vroom Christen schijnt, wel gefondeerd in de waarheden der leere, en slechts was dolende op één punt, daarvan ik hem teruggebracht heb.”

»Zoo moet ik u ook om mijnentwille danken!” hernam Reingoud, Paret aanziende, met een fijnen glimlach. »Doch licht vindt ge u een weinig beloond met mijne tijding; de rondgaande brieven voor de Synode worden rondgezonden. Meetkerke en de Burggraaf zijn met de uitvaardiging belast. Den 26sten Juli zal die gehouden worden tot ’s Hage.”

»Daarvoor zij de leidinge Gods geprezen en Zijne Excellentie gedankt door heel het volk, tot in alle eeuwigheid.”

»Amen!” zei Reingoud. »En dan zijne raadslieden daarin?”

»Zullen hun loon vinden in deze èn in de toekomende wereld, in de liefde van leeraren, en in de eere der gemeenten. Mij zal ’t nieuw doen, wien men tot praeses zal benoemen.”

»Licht wel u zelven, eerwaarde Modet!”

»Begot, ja! Helmichius weet zich nogal in te dringen!” zei Modet. »Nu, als ’t den Heer gelieft, zullen wij zien, er onze stemme te doen hooren, al geeft men er ons niet het recht, de anderen tot zwijgen te manen.”

»Wie bij zulke vergadering de minste occupatie heeft, kan het best op de anderen influënceeren!” zei Reingoud. »En nu, welwaarde heer en goede vriend! wat zal ik u aanbieden? Gij blijft doch den middag met mij overbrengen!”

»Verschoon mij voor heden! Ik heb ernstige bezigheden af te doen, en het wachten hier heeft mij reeds verlet; u te zien en eene wijle te spreken, was mijn eenige doel. Nu, Gode bevolen! Eilieve! Hoe is ’t met de Kamer der financiën?”

»Doorgegaan! Ik ben tresorier.”

»De Graaf weet fijntjes te kiezen. Nu, vaarwel, meester Paret! als beloofd is, zien wij elkander weer. De Heere sta u allen bij, ik ga mijns weegs!”

»Dus brandt het nieuwtje van de Synode hem op de tong!” glimlachte Reingoud. »Zijne eigenbaat vergat zelfs de considerable