Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/228

Deze pagina is proefgelezen

door het verledene ziet verduisteren?” En zijn fluweelen slangen oog zag haar aan, en de zachte drukking zijner hand, die brandde van koortsachtige inspanning, doortrilde haar als eene electrische aanraking.

»Jacques! wat zoudt gij willen, dat ik nóg offerde?” vroeg zij met zwakke stem.

»Waar is dat armhartige schrift, dat tot dwang zou maken wat reeds liefde gebiedt zonder dwang?”

Daar vergat de moeder de rechten harer kinderen, onder de koortskloppingen der minnares. Hare bevende hand zocht eer papier, dat zij bij zich had, en zij gaf hem dat.

Langzaam nam hij het aan, zonder onhandige overijling. Hij zag het in:

»Zie toch,” hernam hij. »Dat schrift kon geenerlei zedelijken band geven tusschen ons. Ik schreef die belofte met de hand van een getrouwd man. Die schuld zij tusschen ons vergeten!” en hij verscheurde het papier. Verbleekend zag zij op hem. »Nu hernieuwt de vrije man aan de vrije vrouw zijne eeden van trouw!” vervolgde hij vast en ernstig; want dat was Reingoud’s ongeluk, als tegelijk nog eene levensvonk zijner betere natuur; hij was, wat hij zich toonde, en anderen overtuigend, overtuigde hij zich zelf. Toen wierp zich Marguérite in zijn arm en hij stiet haar ditmaal niet weg; maar toch fluisterde hij, onder eene zachte liefkoozing: »Marguérite! ééne voorwaarde bij onzen nieuwen band! Daar ginder, aan die zijde van mijn huis, woont een kind, mijne Jacoba, een engel van deugd, van reinheid, van zedigheid. Zoo gij den mure nadert, die haar besluit, of eenigen handel aanvangt haar ter grieve of ter oneere, doe ik u sterven onder de stuiptrekkingen van het zielelijden! Daar zijn nog wisselingen van genot en smart, die gij niet kent.”

Wat zij antwoordde, werd niet gehoord; want zij vleide het hoofd dicht aan zijne borst en er werd aan de deur geklopt:

»Wien komt gij melden, Samuël?”

»Den commis Webster, vanwege Mylord Leycester, mijnheer!”

»Hij toeve eene wijle!”

En Marguérite bij de hand nemende, voerde Reingoud haar de paneeldeur uit, zijne prachtvertrekken binnen. Leycester’s woord was profetie geworden; zijne par-amour was nu daar.

»En nu, Paulus Buis! aan onze rekening!” glimlachte hij.