Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/238

Deze pagina is proefgelezen

naar zijn aangeven gehandeld was; en met reden. Paulus Buis moest Leycester niet volgen naar ’s Hage; Reingoud had het beloofd; en al had hij het niet beloofd, de overtuiging, dat deze den Graaf en hem zelven daar een moeilijk tegenstander zoude zijn, drong hem tot noodweer. Eene kleine moeite was het hem, den zorgeloozen lichtzinnige, altijd tot vroolijk goede-sier-houden geneigd, door de verlokking van een woelig en wulpsch banket, in zwijmel en duizeling te wikkelen, tot hij het bepaald uur van vertrek in doffe vergetelheid versliep. Maar in den morgen toch zou hij wakker worden en heengaan. In dat geval had hij voorzien door die onderstelde afspraak van Martina; maar om dezer wille moest het tot dat uur niet komen; en had Buis eenmaal zijne woning verlaten, dan was hij licht voor dien tijd niet uit te vinden. En eene wettige gevangenneming van een zóó aanzienlijk man, — van een lid van den Regeeringsraad, — daartoe diende een wettig bevel van Leycester in alle vormen, dat de Graaf zelve niet wel had kunnen geven, zonder eene bepaalde beschuldiging; en zelfs met die beide, zou, bij de langzaamheid der justitiaire handelingen niet wel zijne afreize zijn voorkomen. Neen! een wilde en roekelooze aanslag van een lichaam, dat zich alles onderstond in Utrecht, en dat in Utrecht niemand durfde wederstaan, — een aanslag, opgekomen als in den roes van een nachtelijk krijgsrumoer, onder aanvoering van een schepen, die vurig Reingoudist was, en die alles zoude doordrijven en omverwerpen, wat men wilde, — en van een Engelschman, die genoeg bekend stond als dienaar van Leycester, om diens naam te gebruiken zonder schroom, en geloofd te worden op zijn enkel woord, en genoeg diens afhangeling was, om zich te zien veroochenen, zonder morren; — een zulke aanslag kon zich evenzeer heenstellen over den tijd, als over de vormen. Met zulke werktuigen kon men geweld plegen zonder zich verantwoordelijk te stellen voor geweld; met zulke lieden was alles mogelijk, en als wij gezien hebben ook was het gelukt. Dat de burger-hoplieden gereed waren uit te voeren, zal toch niemand vreemd achten.

Wij weten, hoe dit lichaam van begin af, reeds vóór Leycester’s komst, voor zijne heerschappij had geijverd. Zijne tegenwoordigdigheid in Utrecht, — de wijze, waarop hij met hen omging, — hen eerde, — hen vooraanstelde, — hunne vooroordeelen vleide, — hunne aanspraken steunde, had die geestdrift tot aanbidding doen