Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/241

Deze pagina is proefgelezen

goud, met alle zijne scherpzinnigheid, vergat, dat er triomfen zijn, die duurder kunnen worden dan sommiger nederlaag, en dat eene kwaadwillige en behendige tegenpartij zelfs haar voordeel weet te doen, met hetgeen hare schade schijnt.

Zoo haast de Burggraaf kennis kreeg van wat Buis had getroffen, wierp hij zich aan Leycester’s voeten, en bad hem in den naam van zijne vroegere vriendschap voor diens bevrijding; maar hij verkreeg niets, dan den last, om snel naar Utrecht te reizen en kennis te nemen van zijne papieren, die men hoog gewichtig oordeelde. De geheimschrijver Aty en de raadsheer Casembrood werden hem daarbij toegevoegd, en met een verslagen hart reisde hij af tot dien zwaren plicht.



IX.
IETS VAN DE SYNODE, EN HOE TWEE KERKDIENAREN HUN AMBT VERSTAAN.


Eene fijne vrouwenhand hief op een avond, vele dagen na deze voorvallen, den klopper op van Reingoud’s huisdeur. Hoe dicht de tengere gestalte, waaraan die hand toebehoorde, zich in de falie had gewikkeld, — wij herkennen in haar de vreemde, die bij de laatste voorstelling in Taco’s woning eene wijle Jacoba ter zijde was. Zij scheen die kennis te hebben aangehouden; want Barbara Boots, die de deur opende, groette haar met den gemeenzamen glimlach der bekendschap; zij nam zonder vrage of aarzeling den weg naar Jacoba’s vertrekken, en zij werd er door deze ontvangen met een zacht »welkom,” dat zij met levendigheid beantwoordde. Naar het gebruik kusten de jonkvrouwen elkander ter begroeting; maar toch, toen ze beiden waren neergezeten, dicht naast elkander, sprak Jacoba met wat verlegenheid:

»Het is lief van u, dus aan mij te denken; alleen heden… heden was ik u toch niet wachtende.”

»Ik heb den predikant gebeden, ditmaal hierheen te komen, willende dezen keer zijne goedkeuring vragen op een vast besluit, en dringen op zijne medewerking bij ’t uitvoeren.”

»En hij komt?”

»Zoo beloofde hij.”