Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/246

Deze pagina is proefgelezen

ambt en zijne beginselen waardig was gebleven; dat hij haar gevoel van schuld had gebruikt, om haar te spreken van grootere schuld dan deze, die haar niet zoo levendig voor de oogen stond, maar waarvoor genade was te vinden en verlossing; hoe hij haar schrik en onrust over aardsch leed, haar opzien tegen lijden, bij de zekerheid, dat het nergens zoude zijn te ontgaan, wist aan te grijpen, om haar te spreken van Hemelschen vrede, en ruste in ’t geloove, onder het lijden, en de bitterheid van haar teleurgesteld harte af te leiden van haat tegen menschen, om het op te voeren tot liefde voor een Heer, die zelf onrecht had gedragen, om de plegers daarvan wel te doen. Wij zien het, aanvankelijk is hij geslaagd, aanvankelijk heeft zij begrepen, en, het is zoo, de blijde luchthartigheid harer jeugd is verdwenen onder ernstig nadenken boven haar leeftijd, en ernst boven haar aangeboren aard; maar de onbezorgde vroolijkheid der onschuld was toch reeds verloren gegaan, en zij zal haar nu verwisselen voor de degelijker blijdschap des geloofs.

Niet verbeterde zich Ivonne’s uitwendige toestand, toen de vrouwe des Kanseliers thuiswaarts keerde, en de wisselende luim eener heftige moeder, die nu eens met hartstochtelijke tranen schreide om de teleurstelling van haar kind, dan weer de verstoorde familieplannen aan dit verweet, met meer hartstocht, dan het eener moeder pastte, die zelve niet onschuldig was aan de richting van dat zinnelijk en ijdel karakter; en die nu, bij de uitkomst de oorzaak vergetende, door streng uiterlijk toezicht meende te zullen verhelpen, wat verkeerde indrukken hadden gepleegd. Zich bewaakt ziende en verdacht, bij meerdere behoefte aan een troost, waarvan zij nu de bron kende, zocht ze dien op eene heimelijke wijze, waar haar het openlijk toetreden verboden was. Vroeger had zij Helmichius bezocht in zijn huis; nu, hare vrijheid beperkt ziende enkel tot het schaarsch bezoek bij Jacoba, had zij van dier bekendheid met Helmichius gebruik gemaakt om dezen derwaarts te bescheiden, die daaraan nu voor het eerst zoude voldoen, daar hij uit Utrecht afwezend was geweest om de Synode. Tot hiertoe echter waren de beide jonkvrouwen voor elkander meer deelnemende bekenden dan vertrouwde vriendinnen; ze kenden elkander niet als aanstaande zusters, veel minder waren ze deelgenooten van elkanders innigste gewaarwordingen. Jacoba sprak haar soms van Elias Leoninus, veel van Reingoud, nooit over