Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/248

Deze pagina is proefgelezen

zijn, want ook mij heeft een Engelsch Lord eene bittere ure gegeven. Elias is hier niet; waarom zou ik hem niet noemen?”

»Noem hem niet!” viel Ivonne in, verbleekend en met drift hare hand vattend. »Lacy! ik wete; maar u, niet waar? dat was een voorbijgaand spel, de luim van een oogenblik, het bedrog van eene minuut?…”

»Langer zeker werd hem niet gegund het aan te houden, en hij heeft op mij niets verwonnen, dan eene onverwinnelijke minachting; hij heeft mij verschrikt en ontzet, maar ’t is voorbijgegaan.”

»Lacy! met mij heeft hij vele weken lang zijn wreed spel gedreven en toen hij het ten lesten heeft moeten eindigen… Jacoba! O! bedrogen te worden en verraden voor eene andere, moet zeker hard zijn; maar dus bedrogen te worden, en nog bespot om de onnoozelheid, waarmede men geloofde, en om de onervarenheid, die geen bedrog onderkende, dat is het wreedste, dat door mannen wreedheid tegen vrouwen zwakheid wel mag uitgedacht zijn en gepleegd.”

»En hij pleegde dat tegen u, liefste mijne?”

»Ja! hij deed zoo; oordeel slechts! Hij had mij trouwbelofte gegeven; in verbeelding was ik reeds zijne bruid; hij noemde mij zoo; kon ik denken, dat eene Hollandsche welgeborene jonkvrouw voor een Engelsch edelman te laag zoude zijn, als de liefde de klove der geboorte aanvulde? Hij gaf zich de rechten van een bruidegom; — de afschuwelijk valsche heeft mij omhelsd, Jacoba!”

Beide meisjes bloosden diep. Ivonne’s zwarte oogen glinsterden van tranen en fonkelden van gloed.

"Van een geliefde mag men een geschenk aannemen!" was zijn zeggen; dat, wat hij mij te bieden had, was iets kostbaars en zeldzaams hier te lande, en tegelijk zinnebeeld van trouw en verloving, als hij voorgaf: handschoenen — welriekende handschoenen, die hij voor mij uit Engeland had doen komen. Ik erken, dat hij mij daarmee vooruit de verbeelding had opgewonden, de zinnen vervuld, met dit en met veel anders, dat mij toen het ijdele hart vervulde en het betere er uit verdrong. Van die handschoenen nu, ik zag ze vóór mij bij zijne beschrijving; ik dacht er gedurig aan; ik droomde er van; ik ademde alreede als hun geur; ik leefde in spanning tot ik ze bezitten mocht!