Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/260

Deze pagina is proefgelezen

schoon niet wel te berekenen is, wat er schuilt onder eene ruste, dus verkregen; doch in de stad, in ’t wereldlijke, in ’t burgerlijke… Goede heer Helmichius! ’t Is wel te zien, dat gij eerst heden in Utrecht zijt teruggekomen! Hier hebben schromelijke voorvallen plaats gevonden. Niet tevergeefs is Modet hier gebleven! Mijn verschil met hem…”

»Wat is er, Dierick?” vroeg Wernerus zijn bediende, die met een veelbeduidend gezicht binnentrad en aarzelend staan bleef.

»De oude heer van Reinst bidt u eene wijle haastelijk te mogen toespreken.”

»Die is welkom! Met uwe goedachting, doctor!”

Gideon boog zich. De man, die binnenkwam, droeg op het gelaat en in de houding zulke zichtbare sporen van diepe mistroostigheid, dat beide predikanten er terstond door getroffen werden, en Helmichius haastig vroeg:

»U moet iets overkomen zijn, beste heer van Reinst!”

»Veel, veel, welwaarde heer! Te veel, om u nu te klagen; slechts wilde ik u even de hand drukken tot vaarwel, eer ik Utrecht verliet.”

»Gij gaat Utrecht verlaten?” vroeg Wernerus in de hoogste verwondering.

»Zoo groote jammer is mij opgelegd! Ik moet wel. Ik vreeze zelfs, dat ik te lang gemard heb, voor mijne veiligheid en die der mijnen.”

»Maar hoe kan ’t zijn, heer! dat een geacht poorter, als gij, en die hier zóóvele luiden aan zich verplicht heeft, dus bedreigd wordt in veiligheid in uwe stad?”

»Och, heer! Gij weet dan niet? Ik sta op de nieuwe lijst der uitgezetten…; voor vier dagen kreeg ik er kennis van; ’t is heden de vijfde dag! Vóór zonneschijn van den zesden, moet ik de stad verlaten hebben!”

»Maar wie beveelt zulk eene hardheid?” vroeg Wernerus.

»Men gebruikt den naam van den Gouverneur-Generaal; doch wie ’t drijven, zijn Modet en de burger-hoplieden.” Helmichius verschrikte heftig.

»Ha! Is het dat?” en hij zag Gideon aan. »Ik wist wel, dat er ordre was van de uitzetting van sommige verdachte personen, die verstandhouding hielden met samenzweerders en Spaanschgezinden.”