Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/288

Deze pagina is proefgelezen

De Burggraaf richtte zich op; hij hield het woord, of wilde het houden, voor een bevel, om Martina zelve te gaan afhalen.

»Met gunst neen!” hernam Leycester streng. »Daar zal geenerlei tusschenspraak mogen zijn, tusschen u en uwe vrouw!”

En daarop liet hij den baron North roepen en gaf hem bevel, om eene draagkoets te nemen, en de vrouw van den Burggraaf naar het Duitsche Huis te voeren.

Er heerschte eene sterke spanning onder de heeren, terwijl men die ééne vrouw wachtte. De Burggraaf had zich naar den achtergrond van het vertrek begeven, om zijne onrust en bekommering aan de opmerkzaamheid te onttrekken. Sidney begon over te hellen tot Leycester’s gevoelen, en hem verdacht te houden, zijne vrouw tot eenigen onvoorzichtigen stap gedwongen te hebben; en hij nam zich voor, hare onschuld te helpen uitredden, al moest het zijn ten koste van Daniël. Leycester voelde een heftigen spijt tegen den laatste, en achterdochtig, als hij was, vatte hij plotseling verdenking tegen hem op van deelneming aan de verraderij van Buis. De Kanselier gunde zich, zelfs in gedachten, geen oordeel. Hij wachtte. Remund en Casembrood dachten er het hunne van; maar hunne nieuwsgierigheid naar de uitkomst was niet de zwakste.

Eindelijk werd Martina binnengeleid. Zij droeg een slepend zwart fluweelen kleed, zonder eenig afzetsel of sieraad, en eene lange falie verborg, zooveel dat pas gaf, haar bleek gelaat. Zij leunde op den arm van den baron North, en toen zij Sidney voorbijging, — hem voorbijging als gedaagde, zelfs waar zij niet wist voor welke schuld, werd hare ontroering zóó zichtbaar, dat de goedhartige baron haar medelijdend moed insprak.

»Goede lady!” begon Leycester, toen zij vóór hem stond, op goedigen toon; want haar zacht en lijdend gelaat had hem getroffen: »Wij hebben u te ondervragen over eene zake, die ons zeer ter harte gaat. Doch wil u niet al te zeer ontstellen, en wil boven alles de zuivere en onvermengde waarheid zeggen, die u bij ons, zelfs bij faute, het beste zal disculpeeren!”

Zij boog alleen het hoofd, ten bewijze dat ze verstaan had. Sidney zag op Leycester, en schoof een tabouret aan; hij zag, dat ze noodig had, zich te zetten; doch de Graaf sprak:

»Schoon wij moeten ondervragen met den ernst van een rechter, zijn wij toch genoeg ridder, om de schuchterheid eener dame te