Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/29

Deze pagina is proefgelezen

haar. Met eene werktuigelijke beweging der gewoonte trachtte zij haar sluier over het gezicht terug te schikken; met eene snelle doch vaste beweging weerhield hij hare hand.

»Waartoe dat minnelijk aanzicht omsluierd? Meent gij, dat uwe welsprekendheid slechter zal werken, zoo ik in die oogen kan lezen? Of,” voegde hij er ernstig bij, »hebt gij gelofte afgelegd als geestelijke zuster?”

Zij schudde ontkennend, en lijdelijk duldde zij, dat hij den sluier over de leuning van haar zetel heensloeg.

»Uwe zaken gaan goed, mijn arme Roger!” dacht le Lion in zich zelven.

»Dat een heer, die ons zoo edelmoedig tot beschermer en toevlucht strekt, misnoegen tegen mij zou opvatten, kan ik niet dragen,” begon Jacoba, met een diepen, donkeren blos, die zelfs het gedeelte van haar hals, dat zichtbaar was, overdekte.

Wij moeten hier herinneren, dat Jacoba’s zacht vel van eene zeldzame fijnheid en doorschijnendheid was, zoodat ieder teer adertje daar blauwachtig doorschemerde en ook de lichtste beweging in het bloed, zichtbaar werd op voorhoofd en wangen.

»En ik heb zonder dat al wel kommer en leeds genoeg in dezen tegenwoordigen tijd.”

»Gewisselijk ja!” hernam hij; »half verstooten en half vluchtende voor een nauw verwant, in vreeze voor vervolging, zonder vaste verzekerdheid voor de toekomst, is daar meer dan genoeg om eener vrouwe geest verslagen te maken, — doch beur u op, zoetzedig kind! Sinds eenige dagen kenne ik heer Reingoud, en heb goede hope, het tusschen u en hem tot eene goede werkelijke verzoening te brengen, alleen er dient tijd toe, die daarin veel werken moet!”

»Och, die zaken! mijn zijn en welzijn bekommeren mij het minst, ik heb ’s levens veilige haven, dat het klooster van St. Klara mij was, niet verlaten uit eigenzinnelijkheid, en omdat ik begeerig was naar wereldsche woelinge, — maar op het gebod van een vader, mij door Barbara Boots overgebracht, en met instemming van mevrouw de Abdis, mijne geestelijke moeder! En al de nooden en perijkelen, angsten en onrust, druk en minachting, daar ik sinds dien tijd in verkeerd heb, komen niet over mij zonder den wille Gods en der Heiligen, en dat al mag wel enkel strekken, om mij te beproeven en los te maken van