Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/290

Deze pagina is proefgelezen

meer een hartstochtelijk beschermer te zijn, dan een onpartijdig getuige, dat wij dit onderzoek zullen voortzetten tegen uw dank. Wilt gij het inlichten, zoo volg! My cousin, Philip! wij vergunnen ook u, met ons te gaan…”

»Dank, Mylord! Zoo haast de heer Reingoud de zaak voor zich neemt, blijft mij geen twijfel meer over.”

In het kabinet sprak Reingoud een ganschen tijd Italiaansch met Leycester en den Kanselier, ten aanhoore van Martina, die nu in het hart wenschte, die taal te kunnen verstaan. Zij begreep, dat dit spreken haar moest gelden, en nog altijd wist ze niet, waarvan eigenlijk gehandeld werd. Maar welhaast sprak Leycester haar toe met welwillende goedheid, en maakte haar verontschuldigingen over de moeite, die men haar had moeten aandoen. Hij toonde haar een papier, dat Reingoud hem in de hand had gegeven, en vroeg haar: of zij dit erkende voor schrift van hare hand? Met ontzetting herkende zij het briefje, dat Reingoud haar had doen overschrijven, en waarvan zij zoo bang een voorgevoel had gehad, dat het iets noodlottigs moest wezen. Zij wilde waarheid spreken, zonder vreeze voor Reingoud, en bekennen, hoe zij er toe gekomen was, dit te schrijven; hoe zij volstrekt onkundig was van de strekking dezer list; doch de Graaf viel haar in de rede, zeggende, dat hij genoeg wist, en hij ontsloeg haar, met wat overhaasting North aanbevelende, haar veilig thuis te leiden. Zoo scheen dus hare onschuld den Graaf wel bewezen, doch wat hielp het haar? Sidney was heengegaan, en Sidney geloofde aan hare schuld.

De Burggraaf werd nu in het kabinet geroepen, en daarna Remund en Casembrood ontslagen, zonder verder gehoord te worden. Dat was zeker niet in »goede forme van justitie,” als de Kanselier zou zeggen, doch de Kanselier had in dit uur zooveel oorzaak tot innerlijk misnoegen, — al toonde hij het niet uiterlijk, — dat hij, als Casembrood, eindigde met de verklaring, dat »hij om redenen afzag, zich met de zaak van Buis te bemoeien!” De eenige uitkomst, die dit alles had, was, dat de koffer met de papieren van Buis onder Leycester’s persoonlijke bewaring kwam en dat de Graaf den volgenden morgen een bezoek bij de Gravin van Niewenaar aflegde, die hij later in zijne brieven heeft beschuldigd van wichtige stukken te hebben ontvreemd, zonder dat men het haar heeft kunnen bewijzen; dat hij deze dame